Systematisch onderzoek aan het hbo staat nog in de kinderschoenen. Veel lectoren komen daar nog niet aan toe. Bovendien is het moeilijk om docenten vrij te stellen voor deelname aan kenniskringen. Goede structurele samenwerking tussen het mkb en lectoren blijkt lastig.
Die conclusies trekt de evaluatiecommissie van de Stichting Kennisontwikkeling Hbo (SKO) in het rapport ‘Een steen in de vijver: de introductie van lectoraten in het hbo’. Toch probeert het rapport een optimistische toon aan te slaan: ‘De aanvangsproblemen werden in bijna alle gevallen overwonnen en daarna zijn de kenniskringen goed gaan functioneren.’ En een persbericht kopt monter: ‘Lectoren in het hbo zorgen voor nieuw elan’.
De commissie verklaart de samenwerkingsproblemen met het mkb uit de voor het mkb te brede opdracht van de lectoraten. ‘Het kan ook komen doordat met name in het kleinbedrijf de staf ontbreekt om zo’n structurele relatie aan te gaan.’
Ook is de bijdrage van lectoraten aan vernieuwing van het onderwijs nog beperkt. Die verloopt vooral via de bij de kenniskring betrokken docenten. Andere docenten kunnen nog moeilijk worden bereikt, constateert de commissie.
Het bestuur van de SKO heeft de weinig verrassende aanbevelingen van het rapport overgenomen. Zo zouden de lectoraten moeten worden voortgezet en waar mogelijk uitgebreid. Tegelijkertijd wordt van de hogescholen verwacht dat zij ‘een goede inbedding van de lectoraten in de hogeschool met gerichte maatregelen bevorderen’.
Verder zouden de relaties met universiteiten, middelbaar beroepsonderwijs en het mkb extra aandacht verdienen. Tot slot noemt de SKO de professionalisering van docenten, ook buiten de kenniskring, een basisvoorwaarde voor het op gang brengen van kenniscirculatie en – innovatie. (OvB/HOP)
Punt. Of had jij nog wat?