Studenten van opleidingen die kwalitatief zo slecht zijn dat ze niet geaccrediteerd worden, dreigen ernstig gedupeerd te raken. Het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) vindt dat ze daar beter tegen beschermd moeten worden.
Het ISO schetst een aantal ‘worst case scenario’s’ voor studenten van opleidingen die het kwaliteitskeurmerk niet weten te bemachtigen. Bij een ‘niet-unieke’, veel voorkomende opleiding komen ze er nog het best vanaf. Deze studenten kunnen tijdens de herstelperiode voor een andere opleiding kiezen. Die moet dan wel over de benodigde capaciteit beschikken. Bovendien is de kans op studievertraging groot, en waarschijnlijk zal de student moeten uitwijken naar een andere stad.
Een stuk lastiger is het als de opleiding in Nederland ‘uniek’ is. Vluchten naar een concurrent die wel geaccrediteerd is, kan dan niet, tenzij er een alternatief is in het buitenland. ‘En dat is wel erg drastisch’, vindt het ISO.
Ook bij afgekeurde numerus-fixus opleidingen is het slecht kersen eten: deze zijn per definitie schaars, dus toelating elders zal moeilijk worden.
De studentenorganisatie komt met een reeks aanbevelingen om het naderende onheil af te wenden. Instellingen moeten volgens het ISO een plan van aanpak opstellen voor het geval een opleiding niet geaccrediteerd wordt. Een rampenplan dus. Ook dienen ze te zorgen voor een noodfonds.
De overheid zal de student goed moeten voorlichten over de gevolgen van een negatieve accreditatie. Studenten moeten hun studie met een volwaardig diploma kunnen afronden, en recht krijgen op extra studiefinanciering en verlenging van de ov-kaart.
In het rapport herhaalt het ISO een aantal oude wensen, zoals een kortere termijn tussen de beoordelingen van de opleiding. Nu is dat zes jaar, het ISO wil naar maximaal vier jaar. Voor nieuwe opleidingen wil het een voorlopige toelating van drie jaar. (OvB/HOP)
Punt. Of had jij nog wat?