Het is 2050. Nederland is eindelijk wereldkampioen voetbal. Robotvoetbal, wel te verstaan. Het Clockwork Orange team van de TU Delft en de Universiteit van Amsterdam zal tegen die tijd met zijn voetbalrobots ieder menselijke elftal met gemak verslaan.
Zou dat inderdaad de toekomst zijn? ‘Het is misschien een beetje ambitieus, maar dat zorgt er wel voor dat het onderzoek lekker opschiet’, zegt Nikos Vlassos, docent aan de afdeling Intelligent Autonomous Sytems van de UvA en lid van het Clockwork Orange Team.
Het team gaat naar Portugal om daar van 27 juni tot 5 juli om de wereldtitel in de Robocup te spelen. De Delftenaren en Amsterdammers doen mee in twee categorieën: de ‘simulation league’, waarin de robots gesimuleerd worden, en de ‘middle size league’, waarin robots met een soort shovels voor hun buik in het echt voetballen. Althans, ze rollen een bal heen en weer. Soms gaat hij in het doel, al dan niet met opzet.
De robots kunnen ook gele kaarten krijgen, bijvoorbeeld als ze te veel geweld gebruiken of met zijn drieën voor het doel blijven hangen. Na vier gele kaarten moeten ze uit het veld. Dat dwingt de ontwerpers tot subtiele programmering.
In de simulatiedivisie is Clockwork Orange vorig jaar kampioen geworden. In de middengewichtsklasse doen oranje robots het iets minder goed. Weliswaar kunnen ze in een fractie van een seconde van alles uitrekenen, maar onzekerheid en ruis zijn verschrikkelijk moeilijk om rekening mee te houden. ‘Bij een schaakpartij weet je precies waar alle stukken staan’, merkt Vlassis op, ‘er zijn geen onzekerheden. Bij voetbal kan de bal altijd ietsje anders rollen.’
In de Robocup is dit jaar ook een ‘humanoid league’, waarin de robots op mensen moeten lijken: twee benen, twee armen en een hoofd. ‘De state of the art is dat de robots niet meteen omvallen als er een bal tegenaan rolt’, lacht Vlassis. Het zal dus nog wel even duren voordat Jaap Stam voor een robot gewisseld kan worden. (BB/HOP)
Punt. Of had jij nog wat?