Iets meer dan de helft van de Nederlanders weet nauwelijks wat de term kenniseconomie inhoudt. Toch zit een ruime meerderheid van zeventig procent het belang ervan in.
Dat blijkt uit een enquête van de Stichting Weten en het bureau van SNT/NIPO. Het begrip ‘kenniseconomie’ is bij ongeveer vijftien procent van de bevolking geregistreerd als een economie op basis van wetenschap of kennis. Een meerderheid vindt het echter een moeilijk, abstract begrip. De onderzoekers kregen soms ook negatieve klanken te horen. Zodoende tekenden zij termen als ‘zelfverrijking’, ‘lucht verkopen’ en ‘stokpaardje van D66’ op. Ook wanneer de ondervraagden uitleg krijgen over het begrip ‘kenniseconomie’, geeft maar tien procent aan veel van het onderwerp af te weten.
Dat de voorlichting beter kan, blijkt ook uit het feit dat tweederde van de ondervraagde jongeren (16-20 jaar oud) te weinig zegt te weten over het veelbesproken fenomeen. En dat terwijl hun ouders ervan zijn overtuigd dat jongeren op de middelbare school voldoende informatie krijgen om hun weg te vinden in de kenniseconomie. De enige groep waarvan de meerderheid beweert genoeg te weten, is de hoog opgeleide. Tweederde geeft aan goed op de hoogte te zijn.
Om de kenniseconomie dichter bij de mensen te brengen, moet de televisie worden ingeschakeld. Populair wetenschappelijke programma’s zouden belangrijk zijn voor het bevorderen van de kennis. Ook bladen als National Geographic en Quest zijn goede informatiebronnen. Daarnaast zien veel mensen een taak weggelegd voor de werkgevers: die moeten bijvoorbeeld een bijdrage leveren door de kenniseconomie via aanvullende opleidingen dichterbij te halen. Kinderen moeten in de klas al meer in aanmerking komen met de wetenschap: bijvoorbeeld door deskundologen zelf te laten uitleggen waarmee ze bezig zijn. (TdO/HOP)
Punt. Of had jij nog wat?