Voor de prestaties van leerlingen in het basisonderwijs maakt het niet uit of zij bij een onderwijzer of onderwijzeres in de klas zitten. Dat blijkt uit een studie van het Instituut voor Toegepaste Sociale Wetenschappen in Nijmegen (ITS).
Aanleiding voor het onderzoek was de overheersende mening uit een peiling van Het Onderwijsblad eerder dit jaar. Daaruit kwam naar voren dat driekwart van het onderwijzend personeel de toenemende ‘feminisering’ van het basisonderwijs problematisch vindt. Met name zou een tekort aan ‘mannelijke rolmodellen’ fnuikend zijn voor de ontwikkeling van jongens. Ook zou het de kwaliteit van het onderwijs niet ten goede komen.
Empirisch onderzoek naar de vermeende effecten was tot nu toe echter nagenoeg afwezig. Daarom liet het ministerie van Onderwijs een analyse op bestaande gegevens van het PRIMA-cohort-onderzoek uitvoeren. Dat is een meerjarig landelijk onderzoek onder 600 basisscholen. Inmiddels hebben vijf PRISMA-metingen over de laatste tien jaar plaatsgevonden.
De afwezigehid van nadelige effecten van de feminisering weerhoudt minister Van der Hoeven er niet van de aanstelling van mannelijke leerkrachten te blijven bevorderen. In een reactie wijst ze op het belang van een ‘evenwichtige personeelsopbouw’ en van de ‘beeldvorming van het onderwijs als werkgever’. (FG)
Punt. Of had jij nog wat?