Studenten in het beroepsonderwijs moeten meer dan ooit klaar zijn om aan de slag te kunnen. Volgens een rapport van het Innovatieplatform kan dat ook, maar daar is wel een investering van 350 miljoen euro voor nodig.
Deze week presenteerde het overlegorgaan hierover het rapport ‘Beroepswijs beroepsonderwijs’, geschreven door onder meer Frans Leijnse (voorzitter HBO-raad). Uitgangspunt is dat het beroepsonderwijs dynamischer wordt, waardoor leren en werken dichter bij elkaar komen. Mensen van de werkvloer moeten voor de klas, mensen uit het onderwijs moeten naar de werkvloer. Uiteindelijk moeten opleidingen dankzij dergelijke inspanningen meer aansluiten op de capaciteiten van de student. Volgens Leijnse cs. gaat er op dit moment teveel talent verloren omdat het onderwijs simpelweg niet genoeg boeit. Als daarin verandering komt, stromen meer mensen uit het (v)mbo door naar het hbo, waardoor de kwaliteit van de beroepsbevolking stijgt. Mede daardoor moet de kenniseconomie de opleving krijgen die het kabinet zo vurig wenst.
De door het Innovatieplatform ingediende investeringsvoorstellen behelzen onder meer een vernieuwingsfonds voor het beroepsonderwijs en een aantal regionale afspraken met lokale bedrijven en instellingen. Die krijgen inspraak over de manier waarop het onderwijs in de regio tot stand komt, zodat de economie in het gebied op korte termijn van deze impuls kan profiteren. In het vmbo en het mbo moet bovendien stevig worden gesnoeid in het woud van regels.
De benodigde 350 miljoen euro moet grotendeels worden opgehoest door de ministeries van Onderwijs en Economische Zaken. (TdO/HOP)
Punt. Of had jij nog wat?