Met ‘Kennis in Kaart’ heeft het ministerie van Onderwijs vrijdag een blauwdruk gepresenteerd van de kwaliteit van het Nederlandse hoger onderwijs. De inkt was nog niet droog of het leverde een relletje op: de Leidse universiteit klaagde, dat men ten onrechte als ‘slechtste’ in de pers was gekomen.
De blauwdruk was bedoeld als basis waarop de staatssecretaris prestatieafspraken kan maken met de instellingen. Maar de landelijke pers lichtte er een lijstje van sterke en zwakke punten uit, maakte een optelsommetje en presenteerde het als de ultieme ranglijst van universiteiten en hogescholen.
Het ministerie wil de kwaliteitsmonitor van het hoger onderwijs voortaan elk jaar presenteren. Er staat onder meer in te lezen wat het onderwijsrendement van de afzonderlijke instellingen is, hoeveel buitenlanders er studeren en wat de gemiddelde leeftijd van het personeel is.
De waardering van studenten wordt er ook in meegenomen, maar die is niet gebruikt als kwaliteitsindicator per instelling. Dat is wel gebeurd aan de hand van beoordelingen in de visitatierapporten die tussen 1996 en 2003 zijn verschenen. Achterin het rapport staat een lijstje waarin staat op hoeveel door de commissies beoordeelde aspecten een instelling excellent scoort en op hoeveel punten onder de maat.
‘Dat gebeurt niet vanuit het idee om een ranking te publiceren’, verzekert een woordvoerder. ‘Kennis in Kaart is in feite een samenvoeging van achtergrondinformatie, die we links en rechts met rapporten en onderzoek hebben vergaard. Dat daar in de pers vervolgens een lijstje van gemaakt wordt, verbaast me niet. Maar voor ons hoefde dat niet. Wel is het streven van OCW dat de kwaliteit van het hoger onderwijs zo transparant mogelijk is.’
Zoals we vrijdag al meldden, doet Avans Hogeschool het in vergelijking met collega-instellingen niet slecht. Voor Avans Breda/Tilburg noteert het rapport 24,4 procent onvoldoendes tegen 4,9 procent beoordelingen ‘excellent’. De Bossche locatie doet het nog iets beter: 18,4 procent onvoldoendes tegen 7,9 procent keer ‘excellent’. Het landelijk gemiddelde is in beide categorieën ongunstiger : 25,7 procent onvoldoendes en 3,9 procent kwalificaties ‘excellent’.
Uit het lijstje komt de Haagse Hotelschool als beste naar voren. Die scoort op 32,0 procent van de beoordeelde kwaliteitsaspecten excellent, en op slechts 4,0 procent onvoldoende. Maar of je een instelling met 25 beoordeelde punten moet vergelijken met een brede hogeschool van het formaat Windesheim (505), Avans (832) of de Hogeschool van Amsterdam (922) is zeer de vraag.
Dat neemt niet weg dat het aantal onvoldoendes dat hogescholen krijgen soms hoog is. Zo heeft de bepaald niet kleine Haagse Hogeschool bij visitaties tussen 1998 en 2003 voor 36,4 procent van de beoordeelde aspecten een onvoldoende gekregen, en de HES Amsterdam zelfs voor bijna de helft.
Overigens vertoont de lijst ‘beste’ instellingen gelijkenissen met de ranglijst die de Keuzegids Hoger Onderwijs onlangs publiceerde. Toch heeft men bij Choice, het centrum dat deze gids in opdracht van het ministerie produceert, gemengde gevoelens bij deze nieuwe publicatie. Directeur Frank Steenkamp: ‘Het is goed om bevestigd te zien dat het ministerie visitatierapporten belangrijk vindt en er vergelijkbare conclusie uit trekt als wij. Maar als je weet dat wij al iets met die rapporten doen, en dat het accreditatie-orgaan NVAO ermee aan de slag gaat, is het dan verstandig dat er nog een groep ambtenaren een eigen lijstje van maakt?’
Ook de aanpak van het ministerie is volgens Steenkamp op onderdelen niet sterk. Hij wijst op het gebruik van ‘erg oude’ visitatierapporten, en op het feit dat OCW geen rekening houdt met verschillen tussen disciplines. ‘Wat zegt dan een vergelijking van het percentage vrouwen tussen een pabo en een algemene hogeschool? Zo roep je toch weer het verwijt over je af dat je appels en peren vergelijkt.’ (TdO/HOP, FG)
Punt. Of had jij nog wat?