Of er strafvervolging tegen personen of instellingen zal worden ingesteld naar aanleiding van het eindrapport van de commissie Schutte blijft onduidelijk. De commissie laat dat over aan staatssecretaris Rutte en het Openbaar Ministerie (OM).
Voorzitter Gert Schutte betoogde vanmiddag bij de presentatie van het rapport, dat de commissie zich uitvoerig op dit punt had beraden en advies had ingewonnen bij het OM. Daaruit had men geconcludeerd dat het bestuurlijk zuiverder was als de onderzoekscommissie hierin niet het voortouw te neemt.
Bovendien ziet de commissie juridisch nogal wat haken en ogen. Zo zou het argument van een hogeschoolbestuur dat de regels onduidelijk waren het al moeilijk maken een strafbaar feit aan te tonen, omdat daarvoor opzet moet worden bewezen. Ook als de bestuursrechter zou oordelen dat de regels wel in orde waren, dan nog kan het loutere feit dat een bestuurder ze niet duidelijk vond opzet uitsluiten.
Ook wijst de commissie op het ‘opportuniteitsbeginsel’. Dat houdt in dat een officier van justitie van vervolging mag afzien, bijvoorbeeld als de persoon of instelling door de civiele procedure al genoeg is getroffen.
Staatssecretaris Rutte verklaarde in een eerste reactie, dat hij de zaak voortvarend maar rustig wil afwikkelen. ‘Eerst onthypen, en daarna invorderen. We gaan daarbij niet tot het uiterste. Als onze juridische adviseurs waarschuwen dat invordering van een bedrag lastig wordt, stoppen we ermee.’ Rutte denkt daarbij onder andere aan gevallen waarbij het ministerie zelf aantoonbaar in de fout zat. ‘Maar ik denk dat er dan echt nieuwe zaken op tafel moeten komen; de meeste argumenten zijn inmiddels natuurlijk bij de commissie Schutte ingebracht en beoordeeld.’
De invordering is al begonnen voor de instellingen waarover vorig jaar een eindoordeel werd uitgesproken. Volgens Rutte gaat dat tot nu toe voortvarend. Er is al meer dan tien miljoen ingevorderd, en pas van de inning van zes ton afgezien.
De invordering verloopt overigens via inhoudingen op de bekostiging. Dat betekent, dat instellingen die dwars liggen moeten zien de ingehouden bedragen terug te krijgen.
De hoogte van het bedrag dat na de rapportage van vandaag als onrechtmatig verkregen bekostiging wordt aangemerkt, viel Rutte tegen. Stond de teller vorig jaar op 58 miljoen, met het extra onderzoek dat vandaag bekend is gemaakt is het totaal tot ongeveer 100 miljoen euro opgelopen. Dat bedrag zal nog verder oplopen omdat de commissie geen rekening heeft gehouden met de van de bekostiging afgeleide overheidsbijdrage in de huisvesting: circa zeven procent. Ook heeft de commissie de extra bekostiging voor studenten die afhaken niet verdisconteerd. Hogescholen die veel ‘uitvalbekostiging’ in hun afgekeurde constructies hadden, moeten op een extra hoge claim rekenen.
Wel deed het Rutte deugd, ‘dat driekwart van het terug te vorderen bedrag bij maar drie instellingen is gevonden, de Hogeschool van Amsterdam, Avans Hogeschool en de Hogeschool Zeeland’. ‘Dat betekent dat de onrechtmatige bekostiging geen breed probleem is.’ (FG)
Punt. Of had jij nog wat?