Hbo-docenten die deel uitmaken van een kenniskring rond een lector moeten een aanstelling van ten minste twee dagen per week hebben. Anders heeft het hbo-onderzoek te weinig effect op het onderwijs.
Dat is een van de aanbevelingen die de Stichting Kennisontwikkeling HBO doet op basis van een effectmeting onder 122 van de 232 lectoraten. De meeste lectoraten ontwikkelen zich goed, maar hebben een ‘versnipperde’ kenniskring, waar de docenten gemiddeld maar één dag per week in dienst zijn. Dat komt een stevige inbedding van het lectoraat in de hogeschool niet ten goede. Een en ander wordt bevestigd door de enquête, waarin de docenten maar net een voldoende krijgen voor hun rol in de kenniskring. Daarom pleit het SKO-bestuur ervoor om meer geld naar de kenniskringen te sluizen. Van de jaarlijkse 50 miljoen subsidie voor de hbo-lectoraten zou 9,5 miljoen meer naar de kenniskringen moeten gaan en 9,5 miljoen minder naar de lectoren. De HBO-raad ondersteunt dit voorstel.
De budgetverschuiving mag niet ten koste gaan van de aanstellingsomvang van lectoren. Anders lukt het deze ‘schapen met vijf poten’ niet om een duurzaam onderzoeksprogramma op te zetten, een stevig extern netwerk te onderhouden en een meer betrokken kenniskring te begeleiden. Uit de meting blijkt dat de lectoren nu gemiddeld een aanstelling van drie dagen per week hebben. De afspraak dat tweeënhalve dag het minimum is, blijft gehandhaafd. Uitzonderingen op die regel zijn niet langer toegestaan, als het aan de SKO ligt.
Sinds 2002 kunnen hogescholen ‘lectoren’ aanstellen: een soort hbo-professoren die samen met de kenniskring om hen heen toegepast onderzoek doen. Daarmee bevorderen ze de kennisuitswisseling tussen hogeschool, bedrijfsleven en andere instellingen en leveren ze een bijdrage aan de kwaliteit van het onderwijs. De afgelopen vier jaar zijn de lectoren en kenniskringen twee maal geëvalueerd. De nieuwe ‘meting’ is een opstapje en een zoektocht naar een nieuw kwaliteitszorgsysteem in 2008, met scherpere normen en doelstellingen. Die moeten uiterlijk in 2007 bekend zijn
Het bestuur van de SKO waarschuwt alvast dat de eisen aan de lectoraten in 2008 niet rigide mogen zijn. ‘Blauwdrukdenken moet vermeden worden.’ Al was het alleen maar omdat het ene lectoraat het andere niet is. Zo is het bijvoorbeeld lastig om algemeen vast te stellen met hoeveel bedrijven en organisaties een lectoraat contacten moet onderhouden. SKO: ‘Voor de economische en technische sector heeft tachtig procent van de lectoraten in het derde jaar een intensieve kennisuitwisseling met grote en middelgrote bedrijven, terwijl dat voor het kunstonderwijs nul procent is.’
Uit de meting blijkt dat er bij een lectoraat na drie jaar gemiddeld 247 duizend euro omgaat. Het leeuwendeel van dat bedrag komt uit de door de SKO verdeelde overheidssubsidie: 138 duizend euro. Hogeschool leggen daar gemiddeld 57 duizend euro bovenop. Contractactiviteiten leveren steeds meer geld op: in het eerste jaar zo’n 5.500 euro, uitgroeiend naar 48 duizend euro in het derde jaar. SKO is nog niet tevreden met de cijfers: de investeringen van de hogescholen en de opbrengst uit contractonderzoek moeten allebei omhoog, met minstens de helft respectievelijk een kwart. (BB, HC/HOP)
Punt. Of had jij nog wat?