Veel gepraat, maar weinig wol. Drie jaar na de start van het Innovatieplatform vernieuwt de Nederlandse kenniseconomie zich nog altijd te traag. De lage investeringen in onderwijs zijn de voornaamste oorzaak.
Nederlanders zijn groot voorstander van innovatie, maar in de praktijk komt er weinig van terecht. Die conclusie trekt de stichting Nederland Kennisland naar aanleiding van haar vandaag gepresenteerde Kennismonitor 2006. Nederland is op de meeste innovatie-indicatoren nog altijd een lage middenmoter.
Minstens zes knelpunten moeten snel worden aangepakt. Drie daarvan hebben met onderwijs te maken. Gelet op de dreigende arbeidsmarkttekorten moet het opleidingsniveau omhoog, onder meer door studieuitval te bestrijden, de doorstroom tussen mbo en hbo te verbeteren en het ‘stapelen’ van opleidingen eenvoudiger te maken. Een algehele verbetering van het onderwijs vindt Kennisland urgenter dan investeringen in topopleidingen.
Van groot belang is ook dat het leraarsberoep aantrekkelijker wordt. De opleidingseisen moeten niet lager maar juist hoger. Voorwaarde is wel dat docenten beter en gedifferentieerder beloond worden en meer ontwikkelingsmogelijkheden krijgen.
Kennisland, een stichting die voor de Kennismonitor wordt gefinancierd door onder andere het ministerie van economische zaken, de HBO-raad en de Universiteit Leiden, waarschuwt dat de kwaliteit van het onderwijs is gedaald na jaren van bezuinigingen. De schaalvergroting en extensivering van het onderwijs (minder contacturen en begeleiding) hebben de kwaliteit onder druk gezet. Er moet gericht gestuurd worden op kwaliteit.
Andere aanbevelingen zijn dat Nederland het ondernemerschap sterk moet bevorderen en dat het zijn geld beter kan steken in twee sterke regio’s als de Randstad en Eindhoven. Daar heeft de kenniseconomie meer aan dan al het geld ‘om de lieve vrede’ gelijk over alle clusters en sleutelgebieden te verdelen. (TdO/HOP)
Punt. Of had jij nog wat?