Staatssecretaris Bruins van OCW heeft nog geen aanwijzing dat hogescholen en universiteiten studiekiezers opzettelijk misleiden.
Dat schrijft hij in antwoord op kamervragen van Cisca Joldersma (CDA). Die wilde opheldering van Bruins naar aanleiding van onderzoek naar misleiding door studentenbond ISO en de redactie van de Keuzegids hoger onderwijs.
De liberale staatssecretaris laat weten dat voorlichting een zaak is van de instellingen. ‘Het is niet aan mij om te verklaren waarom zij daarvoor een bepaalde vorm kiezen.’ Wel voegt hij er aan toe dat hij de instellingen heeft opgeroepen ‘zorgvuldig te zijn’ met termen die wettelijke garanties bieden, zoals opleidingsnamen en een accreditatiekeurmerk.
Verder schrijft Bruins dat hij koepelorganisaties HBO-Raad, VSNU en Paepon (particuliere hogescholen) al om opheldering had gevraagd, nadat in augustus 2006 de eerste berichten verschenen over misleidende voorlichting door instellingen. De aanpak van eventuele fouten vindt hij een taak voor accreditatieorganisatie NVAO.
Kwade opzet is volgens de bewindsman nog niet aangetroffen: het zijn vooral onzorgvuldigheden. ‘Op grond van de informatie van de koepels verwacht ik dat die op korte termijn zijn gecorrigeerd.’ Instellingen die dat niet doen, kunnen op een telefoontje rekenen, verzekert hij CDA-kamerid Joldersma.
Bruins gaat er op voorhand vanuit dat de regels rondom opleidingsnamen niet hoeven te worden aangescherpt. Op naamswijzigingen reageert hij laconiek: ‘Als de instelling een naamswijziging meldt bij de IB-Groep en daarbij toelicht dat de inhoud niet is gewijzigd, wordt de nieuwe naam gewoon geregistreerd.’
Uit het onderzoek dat studentenbond ISO en de Keuzegids hoger onderwijs in december naar buiten brachten, bleek dat vooral hogescholen het niet zo nauw namen met naamswijzigingen van hun opleidingen. Ook bleek het bij een aantal instellingen – waaronder de Hogeschool van Amsterdam en het commerciële NCOI – gebruikelijk om studievarianten in de markt te zetten als volledige opleiding. Het voordeel daarvan is onder meer dat een afstudeervariant niet hoeft te worden gekeurd door de NVAO. Dat scheelt de instellingen veel tijd en geld. Als vuistregel geldt dat een variant maar voor veertig procent mag afwijken van de goedgekeurde ‘moederopleiding’, maar harde wetgeving om dit te handhaven is er volgens de NVAO niet. [TdO/HOP]
Punt. Of had jij nog wat?