Het kwam er wat schoorvoetend uit, maar toch: in zijn nieuwjaarsspeech gaf HBO-raadvoorzitter Terpstra zijn critici eergisteren toe dat het hoger beroepsonderwijs niet altijd voldoende intensief is.
‘Misschien moeten we erkennen dat het hbo zich soms verkeken heeft op de hoeveelheid begeleiding die de gemiddelde student nodig heeft in zijn leerproces.’ De hogescholen hebben volgens Terpstra ‘in bepaalde perioden van de opleiding te veel op de zelfstandigheid van studenten vertrouwd’.
De discussie over de intensiteit van het onderwijs wordt inmiddels binnen verschillende hogescholen gevoerd, verzekert Terpstra. ‘Ik weet ook dat een aantal hogescholen overweegt, of zelfs al heeft besloten, om een minimum aantal uren vast te stellen dat iedere student per week aan zijn studie besteedt. Op dit moment besteedt de gemiddelde hbo-student nog altijd meer tijd aan zijn studie dan zijn universitaire collega. Maar het verschil wordt kleiner. Met dat gegeven gaan we aan de slag.’
De principiële keuze voor competentiegericht onderwijs staat wat Terpstra betreft niet ter discussie: ‘Werkgevers vragen professionals die niet alleen in staat zijn om hun vak uit te oefenen, maar ook nieuwe ontwikkelingen op gang kunnen brengen. Vakmanschap begint met een stevige dosis vakkennis. Maar een vak is niet statisch. Het ontwikkelt zich. Aan die ontwikkeling moeten onze studenten straks bijdragen. Dat vraagt om een onderzoekende en ondernemende geest. Die willen wij ze bijbrengen. Dat vraagt om een andere benadering van het onderwijs.’
Wel zegt Terpstra open te staan voor de kritiek dat het competentiegericht onderwijs is doorgeschoten in z’n aandacht voor vaardigheden ten koste van kennis. ‘Wij nemen dergelijke kritiek ter harte.’ [HC/HOP]
Punt. Of had jij nog wat?