Al in de jaren ’30 van de vorige eeuw was er sprake van vermaatschappelijking in de zorg. Dit blijkt uit literatuuronderzoek van Miriam van Reijen, docent aan de Academie voor Sociale Studies in Breda.
Op 7 juni presenteert zij de publicatie ‘Met de beste bedoelingen. Veertig jaar theorie en praktijk van vermaatschappelijking in beeld gebracht.’
Van Reijen heeft onderzoek gedaan naar de betekenis en de inhoud van vermaatschappelijking in de sectoren geestelijke gezondheidszorg en verstandelijk gehandicaptenzorg. ‘In die sectoren worden begrippen gebruikt waar iedereen iets anders onder kan verstaan, bijvoorbeeld eigen verantwoordelijkheid, bedoel je dan dat iemand het zelf mag kiezen of bedoel je dat iemand iets zelf moet doen. En integratie, is dat aanpassen of niet? Dus: wat betekenen die woorden? Dat heb ik onderzocht’ , zegt Van Reijen.
Daarbij heeft zij gekeken naar de inhoudelijke verandering van de begrippen en de daarmee gepaard gaande veranderingen in de praktijk. ‘Een voorbeeld daarvan is de situatie in Twente met verstandelijk gehandicapten die tien jaar geleden onder de kreet van “zelf kiezen” buiten in de wijk moesten gaan wonen en nu met dezelfde kreet weer terug de instelling in worden gehaald.’
Het algemeen gangbare beeld is dat het denken over vermaatschappelijking in de jaren ’60 is begonnen, Van Reijen heeft ontdekt dat in de jaren ’30 al sprake was van vermaatschappelijk. ‘In een interview uit 1980 vertelt de toen bijna 80 -jarige psychiater Querido, de grondlegger van de sociale psychiatrie in Nederland, over zijn werk voor de GGD in Amsterdam, waar hij in 1931 de opdracht kreeg het aantal opnames te beperken. Hij legde huisbezoeken af in de volksbuurten van Amsterdam om mensen voor wie een opname in de psychiatrie dreigde, met behulp van hun “maatschappelijk steunsysteem” thuis te kunnen laten blijven wonen’, zegt Van Reijen.
‘Al aan het einde van de achttiende eeuw ontstond in verschillende Europese landen het optimistische idee dat de geketende waanzinnigen in de gestichten door ze te behandelen als menselijke wezens te genezen zijn. Veel van hun vreemde en agressieve gedragingen zouden juist reacties zijn die opgeroepen werden door de dwang en de opsluiting. In de boeken over de sociale geschiedenis van de waanzin wordt met name de Parijse psychiater Philippe Pinel genoemd, die in 1793 hoofdgeneesheer was geworden van Bicetre, het Parijse ziekenhuis dat onderdak bood aan krankzinnige mannen. In 1794 zou hij letterlijk en eigenhandig de kettingen van de krankzinnigen van de Bicetre en de vrouweninrichting Salpetrière hebben losgemaakt.’
Behalve literatuuronderzoek heeft van Reijen, naast docent lid van de kenniskring van het lectoraat Vermaatschappelijking in de Zorg, gesprekken gevoerd met mensen uit de praktijk. Daaruit blijkt dat in de praktijk vermaatschappelijking achterhaald is. Kwaliteit van leven en wederkerigheid, geven en nemen, zijn momenteel de meest genoemde uitgangspunten bij de zorg voor mensen met een beperking.
Miriam van Reijen presenteert haar boek op 7 juni in het informatiecentrum voor de zorg Info-Méér, Adriaan van Bergenstraat 230 in Breda. Aanmelden via mt.vanreijen@avans.nl. [AR]
Punt. Of had jij nog wat?