Verbijsterd was Bückers, toen hij vernam dat het OBO (Stichting Openbaar Basisonderwijs West-Brabant) uit Roosendaal met zijn veertien scholen geen stagiairs meer uit Breda wilde. Zij zouden meer aandacht willen voor specifiek onderwijs, zoals Dalton- en Montessorionderwijs. Daar zou op de pabo’s in Vlissingen en Dordrecht meer mee gedaan worden. ‘Mogelijk was dat inderdaad summier bij ons in het oude curriculum’, reageert Bückers. ‘Als ze dit hadden aangegeven, dan hadden we dit in het nieuwe curriculum meer accent kunnen geven.’
In het artikel in BN/De Stem uitte OBO ook de kritiek dat de stagiairs uit Breda kwalitatief slechter en minder begeleid zouden worden. Die beschuldigingen zijn ongegrond, volgens Bückers. ‘In het nieuwe curriculum is de stagebegeleiding geïntensiveerd door de stageschool in de begeleiding een grotere rol te laten spelen.’
Volgens hem zijn er andere redenen dat OBO zich wil gaan oriënteren op Vlissingen en Dordrecht. De Bredase Pabo heeft hele hechte banden met de KPO (Katholiek Primair Onderwijs), het andere grote schoolbestuur in Roosendaal. Het OBO moet daar tegenop boksen. ‘Wij werken heel intensief samen met KPO. Daarmee werken we aan professionalisering en we zitten in hun denktank voor onderwijsvernieuwing. Op die scholen zitten ook veel stagiairs van ons. Het OBO wil zich sterk profileren in de regio als openbaar onderwijs en kiest daarvoor partners die geen wortels hebben in de van oudsher katholieke regio.’
Geluiden van onvoldoendes bij stages bij scholen van het OBO of slechte ervaringen, kent hij niet. ‘Er zal vast een enkele slechte ervaring met een stagiair zijn, maar dit gaat over de grote lijn. Als er feedback is, kunnen we juist beter samen gaan werken. Maar we hebben er nooit eerder iets van gehoord.’ Voorlopig zitten stages bij OBO-scholen er alleen niet meer in. ‘Wat het aantal stageplaatsen betreft raakt het ons minder, die hebben we voldoende. Ook in Roosendaal. Alleen dat middelbare scholieren in Roosendaal denken dat ze naar een Pabo moeten dan de onze om in Roosendaal stage te lopen, is ernstig. Dat neem ik het OBO kwalijk.’ Bückers gaat nog bekijken wat voor pogingen tot hernieuwd contact tussen de twee partijen mogelijk zijn.
Om praktijk en onderwijs samen te laten gaan, werkt de Pabo nauw samen met een werkveldadviesraad. In dat overleg zijn vijf grote schoolbesturen vertegenwoordigd, drie middelgrote en de kleine zelfstandige scholen. ‘Met de meningen en geluiden die daarin naar voren komen, kunnen we iets mee doen.’ Ook het OBO heeft daar ingezeten, zij het kortstondig. ‘Van de zes vergaderingen in een jaar, waren zij er twee keer bij. Na dat jaar zijn ze eruit gestapt.’
De negatieve publiciteit doet Bückers pijn, zeker omdat de resultaten van de Pabo er de laatste jaren juist flink op vooruit zijn gegaan. ‘In feite heeft OBO haar afwegingen op oude beelden gebaseerd en door de wijze waarop ze de publiciteit zoeken, wordt de positieve ontwikkeling van de afgelopen jaren tekort gedaan.’
Zowel in de Keuzegids als bij het laatste studententevredenheidsonderzoek (STO) doet de Pabo stappen vooruit. ‘We hebben aan kwaliteit gewonnen en zijn op sommige onderdelen echt fors gestegen.’ De praktijkgerichte onderdelen van de studie, hoe praktijkgericht de docenten zijn en de opleiding aansluit bij de beroepspraktijk, scoort de opleiding duidelijk goed. Punten die nog verbetering behoeven, zijn inzage in de toetsen, de verdeling van de studielast en het aantal contacturen dat volgens de studenten te weinig zou zijn.
Bückers zal een bericht op Blackboard plaatsen om de situatie uit te leggen en de huidige studenten gerust te stellen. [EvG]
Punt. Of had jij nog wat?