Zowel voor mijn lever als voor mijn brein zijn E- en WK’s een zware beproeving. Voor mijn lever om zeer voor de hand liggende redenen, en voor mijn brein omdat ik bij ieder toernooi een kennisinhaalslag moet maken. Zo dacht ik dit jaar bijvoorbeeld nog dat Marco van Basten die piemel was die het nooit goed deed. Ik moest ook weer wennen aan de NOS en aan het feit dat wonderen ineens om de haverklap plaatsvinden (De Wonderen van Wenen).
Gelukkig blijven sommige dingen wel hetzelfde. Angela Merkel blijft een rare kwibus (wie gaat er nou in Oranje naar Duitsland kijken?), het Nederlands elftal is het best als de verwachtingen laag zijn en een rebelse scheids is goed voor de spanningsboog. Verder is het een kwestie van snel bijleren. Wie is ook alweer wie, waar en in welke positie? Kijken naar andere wedstrijden ontkom ik dan ook niet aan. En dat geeft ook niet, want ik geniet ervan (Tsjechië-Turkije? Fenomenaal!) en ik moet toegeven dat het ook wel leuk is als ik eindelijk weer ‘buitenspel!’ gil voordat de scheids dat doet.
Eigenlijk is het jammer dat ik de opgedane kennis maar één maand in de twee jaar gebruiken kan. Dat heb je als Oranjefan. Ik overweeg dan ook om me aan te sluiten bij een reguliere voetbalclub, zodat ik het hele jaar door kan meeleven. De gemiddelde voetbalwedstrijd heeft immers meer emotie dan een soap en daar kan ik als vrouw aardig mee uit de voeten.
Blijft de vraag: welke club? Familiair erfgoed blijft in dit geval in gebreken (ik wil geen fan worden van een bridgeclub). Ik heb als Bredase van origine even overwogen te springen voor NAC, maar het wordt toch FC Utrecht. Daar woon ik nu, bovendien sport ik onder hun stadion wat het geheel nog laagdrempeliger maakt. Hoef ik alleen maar een seizoenskaart te regelen en mijn voorkomen wat aan te passen. Dat lijkt erbij te horen. Ik twijfel alleen nog: mijn moeders naam in mijn nek getatoeëerd en een gouden ketting met de naam van Mijn Club, of andersom?
Punt. Of had jij nog wat?