Het lijkt alsof Moeder Natuur de term ‘zomertijd’ eindelijk goed heeft begrepen. Met het vooruit zetten van de klok schoot de barometer omhoog.
Twee dagen later was het zover en kreeg de barometer gelijk. Ik opende ’s ochtends de gordijnen en zag niks anders dan de gele dwerg die zich een weg mijn kamer in baande. ‘De beste tijd van het jaar is weer begonnen’, dacht ik vrolijk.
Na een opfrissende douche maakte ik voor mijzelf een typisch lente-ontbijt. Een heerlijk bakje kwark met peer en een grote kop 20-kruidenthee. Met mijn zonnebril al op mijn hoofd liep ik de tuin in, want zo’n ontbijt kan en mag alleen buiten opgegeten worden. Daar vond ik mijn ouders. Moeders aan de koffie en vader tussen de planten, waarschijnlijk op zoek naar nieuwe stekjes.
Ik klikte de wereldomroeper aan en alsof het nog niet beter kon worden, hoorde ik de intro van de mooiste lenteplaat aller tijden: ‘’t Is altijd lente in de ogen van de tandartsassistente’ van Peter de Koning.
Genietend van deze hele setting kwam ook mijn vader aan onze oude picknicktafel zitten. Niet om koffie te drinken, want al snel ontdekte hij iets tussen de planken van de tafel. Met een theelepeltje begon hij onmiddellijk te porren en haalde van alles letterlijk boven tafel. ‘Bedankt pa, ik zit te ontbijten’, probeerde ik hem nog te ontmoedigen. Maar de lentekriebels hadden de overmacht.
Na wat muizenkeutels en insecten kwam er iets naar boven wat zijn ogen deed glinsteren: Een vers groen stekje! Voordat we het wisten was hij alweer tussen de planten verdwenen, op zoek naar een potje om het stekje in te planten. ‘Fijn’, dacht ik. ‘Kan ik weer verder met mijn ontbijt.’ Maar niets bleek minder waar.
‘Ooh, kijk hier eens Anne’, hoorde ik. Toen ik opkeek, keek ik recht in het potje dat hij zojuist had gevonden. ‘Heerlijk zo’n vader’, dacht ik, terwijl zes slakken nog geen 10 cm boven mijn bakje kwark hingen. De lente is begonnen!
Punt. Of had jij nog wat?