Binnen een jaar zijn er drie boeken van je verschenen. Schrijf je snel of had je nog veel op de plank liggen? Hoe kom je zo productief?
'In feite zijn het ‘maar’ twee boeken. Kleine stinkerd, mijn debuutroman, is een heruitgave van Ik ben de regen, en dat boek verscheen in 2008. Toen ik met het manuscript daarvan bij uitgeverijen ging leuren was het 2007 en was ik inmiddels al aan Smet begonnen. Het valt dus eigenlijk nog wel mee. De nieuwe Brusselmans kun je me nog niet noemen. Maar, ik geef toe, ik kan aardig snel werken. Ik weet altijd precies waar het verhaal heen moet, het ligt uitgerold voor me klaar. Mijn nieuwe beste vriend schreef ik tegelijkertijd met Smet, en dat is toch best wel een prestatie geweest. Het feit dat ik dat voor elkaar heb gekregen komt mede doordat MNBV een non-fictief werk is. Ik putte uit twee verschillende vaatjes, om het zo maar te zeggen.'
In je debuut ‘Kleine Stinkerd’ is de hoofdpersoon een detective/schrijver die iets teveel drinkt. In hoeverre is dit gebaseerd op eigen ervaringen?
'Zoals dat met bijna ieder debuut het geval is, is ook Kleine stinkerd een behoorlijk autobiografisch en navelstaarderig werk geworden. Mijn zoontje was net geboren en derhalve een bron van inspiratie. Maar, mijn eigen drank- en drugsescapades speelden zich jaren daarvoor af. Ik heb die twee tijdsvakken als het ware bijeengegooid, wat uiteraard – zonder dat ik daar veel moeite voor moest doen – voor het nodige vuurwerk zorgde. Ook de ambitie schrijver te worden, de muziek, buurman Dave, het is allemaal uit mijn leven gegrepen. Helaas was ik dus de stereotype debutant.'
Ben je als auteur ook zelf een gretig lezer?
'Ik vraag me af of er schrijvers bestaan die zelf niet lezen, of zelf nooit hebben gelezen. Het lijkt me geen optie. Maar ik begon pas rond mijn twintigste echt met boeken lezen. Daarvoor luisterde ik alleen muziek en was ik een nihilistische adolescent. Literatuur kwam op me over als stoffig en saai. Misschien was ik er te onzeker voor, bang dat ik het toch niet zou begrijpen. Toen was daar ineens Charles Bukowski. Tja, al dat cynisme en drankgebruik sloot natuurlijk lekker aan bij mijn belevingswereld. Vanaf dat moment was de geest wel uit de fles. Gek genoeg ben ik altijd voornamelijk Engelstalige literatuur blijven lezen. Heller, Nabokov, Fante, Vonnegut, Hemingway, Thompson. Nu geniet ik van Melville, Eggers, Frey, McCarthy. Wat de meeste van mijn collega’s doen weet ik niet. Niet uit onwil of arrogantie, maar ik heb gewoon altijd een stapeltje liggen waar ik eerst nog aan wil beginnen. Dat stapeltje groeit harder dan het slinkt.'
Je nieuwe roman gaat over vijf verschillende personen, elk met hun eigen kwalen. Hoe ben je op het verhaal gekomen?
'Ik werk bij een concertzaal. Daar kregen we een keer een groepje mensen over de vloer die allemaal ergens bang voor waren. We moesten ze met de lift vervoeren omdat er een trapvrees had. En ze moesten bij de wand van de zaal blijven staan omdat een ander bang was voor grote, open ruimtes. Blijkbaar hadden die mensen elkaar gevonden en besloten gezamenlijk hun respectievelijke angsten te trotseren. Dat beeld, dat idee, daar wilde ik iets mee doen. Ik besloot ze te laten figureren in een pre-Apocalyptische wereld. Langzaam maar zeker werd het geheel één groot metafoor voor onze huidige maatschappij, voor onze mentale en emotionele gesteldheid en voor de vele ongrijpbare gevaren die ons momenteel daadwerkelijk omsluiten.'
Welk verhaal leek een briljante ingeving maar zul je nooit gaan schrijven?
'Ik wilde ooit iets schrijven over twee Amerikaanse, homoseksuele bodybuilders die een terroristische aanval op Teheran beramen als wraak voor 9/11. Dat bleek al snel een iets te ludiek en geforceerd concept om echt leuk te kunnen worden. En daarbij wil ik ook ontroeren. Dat ging me hiermee niet lukken.'
Je gaat een clubtour doen met Leon Verdonschot, staat op Crossing Border, houdt je blog up to date, twittert. Harry Mulisch doet dat allemaal niet en verkoopt zijn boeken ook, vind je het belangrijk om op verschillende manieren je lezerspubliek aan te boren en op de hoogte te houden?
'Nou, de meerwaarde van optreden zie ik zeker in, en dat is vaak ook hartstikke leuk om te doen. Al die multimedia-onzin, daar word ik wel eens heel erg moe van. Ik hoop maar dat het werkt, want ik doe het net zo lief niet. Maar als schrijver in de marge denk ik altijd dat ik alles moet aangrijpen om een voet tussen de deur te krijgen. Maar dat Twitteren, mijn God, met risico als ouwe lul over te komen, wat een narcistisch dwanggeleuter is dat. Op het station, trein heeft vertraging en het regent. Heb zelf lasagne gemaakt, dat wordt smullen! Mijn hond heeft een teek! Overigens vindt u mij middels twitter.com/henkvanstraten.'
Kun je inmiddels leven van het schrijverschap en zou je dat willen?
'Natuurlijk zou ik dat willen. Maar ik moet me vooralsnog schikken in een aanzienlijk minder rooskleurig vooruitzicht. Ik geloof dat een handjevol auteurs kan leven van het schrijven alleen, en dat zijn ook niet eens per definitie de meest begaafde of originele auteurs. Kwaliteit en authenticiteit alleen plaveiden geenszins de weg naar professioneel schrijverschap. Ik moet dus ook geluk hebben. Geluk een snaar van de tijdsgeest te raken, opgepikt te worden door de juiste mensen of media, een prijs te winnen. Misschien heb ik dat geluk wel nooit. Ook goed. Uiteindelijk gaat het me om de kunst, mijn werk, erkenning. Ik wil voornamelijk gewoon een heel goed boek schrijven.'
Waar en wanneer schrijf je eigenlijk?
'Gewoon in de huiskamer aan de eettafel. Op de vrije dagen of avonden dat m’n vrouw en zoontje de deur uit zijn. Ik heb ooit de zolder ingericht als schrijvershol, maar daar wil ik helemaal niet zitten. Het is daar koud en erg ongezellig en ik moet twee trappen af voor een bak koffie. Zo hoeft hij het van mij dus niet meer. '[AR]
Lees de recensie van Smet in Punt04 op blz 19.
Punt. Of had jij nog wat?