Waar het verschil vandaan komt, durft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in het Jaarboek Onderwijs in Cijfers niet te zeggen. Misschien is het de rijkdom zelf, misschien het opleidingsniveau van de ouders.
Ouderlijk inkomen
Daar zouden de rekenmeesters graag meer over weten, maar het opleidingsniveau van ouders staat volgens het CBS nergens geregistreerd. Dit is in elk geval duidelijk: hoe hoger het ouderlijk inkomen, hoe groter de kans dat de kinderen een diploma in het hoger onderwijs halen.
Het CBS verdeelde een hele jaargang van jongeren in vijf gelijke groepen, naar inkomen van de ouders. Het studiesucces bleek over die vijf groepen stapsgewijs te stijgen.
Eerste hindernis
Dit effect treedt ook op als jongeren de eerste hindernis hebben genomen en aan een opleiding in het hoger onderwijs zijn begonnen. Hoe rijker hun ouders, hoe vaker studenten uiteindelijk hun diploma halen: van 65 naar 78 procent van het cohort. En dat diploma is bovendien vaker universitair: van 13 naar 33 procent.
Rijke jongeren van volledig Nederlandse afkomst halen naar verhouding minder vaak een universitair diploma dan rijke niet-westerse allochtonen: 33 om 38 procent. In de groep met het laagste inkomen ontlopen ze elkaar niet veel: 13 om 12 procent.
Financieel steuntje
Vrouwen doen het beter dan mannen in het hoger onderwijs; dat is al langer bekend. Maar met een financieel steuntje in de rug halen ze nog veel vaker hun diploma: van 70 procent geslaagd met arme ouders naar 84 procent geslaagd met rijke ouders. Onder mannen gaat het aandeel geslaagden omhoog van 59 naar 71 procent. [BB/HOP]
Punt. Of had jij nog wat?