Volgend jaar moet de Nederlandse wet voldoen aan een nieuwe Europese richtlijn voor dierenbescherming en dat biedt de kans om een paar zaken te veranderen, schreven de dierenbeschermers deze zomer in een advies aan het kabinet.
Momenteel hebben universiteiten zelf ethische commissies om dierproeven goed te keuren of af te wijzen. Die staan te dicht bij de instellingen en zijn bovendien niet transparant genoeg, aldus de Dierenbescherming. Hun precieze afwegingen zijn niet na te gaan.
Alternatief
De onafhankelijk landelijke commissie zou kunnen beoordelen of er geen alternatief is: moet het experiment inderdaad op dieren worden uitgevoerd of kunnen wetenschappers ook een simulatie gebruiken? Bovendien kan die commissie uitzoeken of een vergelijkbaar experiment al eens eerder is gedaan.
Een paar verdiensten van de Nederlandse wet wil de Dierenbescherming graag behouden, zoals het verbod op experimenten met chimpansees. Maar al met al is de nieuwe Europese richtlijn volgens haar een vooruitgang.
In 2009 werden bijna zeshonderdduizend dieren voor de wetenschap gebruikt, waarvan 86 procent stierf: dat komt neer op een half miljoen dode proefdieren per jaar. Verreweg de meeste proefdieren zijn muizen of ratten.
Minor in Breda
In Punt08 van vorig studiejaar vind je een artikel over de minor proefdierkunde van de Academie voor Technologie van Gezondheid en Milieu in Breda. Derdejaarsstudenten Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek oefenen in deze minor op levende en dode ratten. Dat gebeurt voorzichtig en respectvol volgens student Eveline: ‘Ook al is de rat dood, je gaat niet zijn staart afknippen als die in de weg zit of zijn snorharen uittrekken. En je moet het hoofdje ondersteunen.’ [BB/HOP, AR]
Punt. Of had jij nog wat?