‘Kalmeer!’, had de altijd wat norse kraai gezegd. ‘Hoe zou ik kunnen?!’, riep de vogel met bijziendheid. ‘Ze hangen in heel veel tuinen in West-Brabant, als je erin gaat zitten, gelokt door wat eten, schijn je er niet meer uit te kunnen. Later halen ze je op en stoppen je in Avans ZOO!’
De uil overzag het tafereel van opwinding met een peinzende blik. Avans een dierentuin? Zonder dat de andere vogels het merkten vloog de uil op. Hij wiekte over ‘s-Hertogenbosch waar het Avanslogo, hoewel hij duidelijk oppassergedrag zag, hem geen verontrusting bracht. Boven Tilburg nam hij waar dat er, net als in ‘s-Hertogenbosch, op gezette tijden een zekere ophokplicht leek te bestaan. Pas toen hij een aantal malen boven Breda cirkelde, begon de uil te twijfelen. Al die glazen wanden, nergens waren de in het gebouw verblijvende wezens werkelijk onzichtbaar.
Het deed de uil denken aan Michel Foucault die in Discipline, Toezicht en Straf ‘het panopticum’ van Jeremy Bentham aanhaalt. Als met het loopje van de tijger in de dierentuin, zo bewogen de wezens zich in en om het gebouw. Maar een ZOO? Net voor hij het vogelbos bereikte, zag de uil een witte bol in een tuin hangen. ‘200’, las hij. In de bol lag een dode mus.
Wim Boluijt is docent aan de Academie voor Sociale Studies Breda
Punt. Of had jij nog wat?