Onderwijskeurmeester NVAO is kritischer over opleidingen dan voorheen, maar moet haar oordelen beter onderbouwen, vindt minister Bussemaker. Ook wil ze dat de NVAO de kwaliteitsverschillen tussen opleidingen duidelijk zichtbaar maakt.
Normaal gesproken is het de NVAO die opleidingen en onderwijsinstellingen keurt, maar dit keer is zij zelf langs de meetlat gelegd door de Algemene Rekenkamer en de Onderwijsinspectie.
Commissies hebben veel gezag en durven kritisch te oordelen
Het algemene beeld is gunstig: de commissies van deskundigen die de opleidingen beoordelen hebben veel gezag en dankzij het vernieuwde accreditatiestelsel dat in 2012 is ingevoerd letten de deskundigen meer op onderwijs – en minder op formaliteiten – dan voorheen. Ook durven ze kritischer te oordelen.
Dat heeft veel te maken met het feit dat de NVAO opleidingen nu een waarschuwing kan geven. In het oude stelsel kon de NVAO een zwakke opleiding alleen maar afkeuren, met onmiddellijke sluiting als gevolg. Nu opleidingen één tot twee jaar de tijd kunnen krijgen om zich te verbeteren, zijn de deskundigen scheutiger met hun kritiek.
Wordt het probleem niet vooruitgeschoven?
De onderwijsinspectie vraagt zich in haar evaluatie af of af het probleem niet slechts vooruitgeschoven wordt. Want zullen de deskundigen straks wél voldoende kritisch zijn als ze opleidingen herkeuren die ze al een herstelperiode hebben gegeven? De inspectie stelt voor dat de deskundigenpanels een professionele voorzitter krijgen, die er minder voor terugschrikt om collega’s publiekelijk te veroordelen.
Maar dat peer review de kern van het accreditatiestelsel moet blijven, vindt de inspectie ‘evident’. Minister Bussemaker onderschrijft dat: ‘Het timmermansoog van de professional is leidend.’
Opleidingen langs dezelfde meetlat leggen
Wel constateert ze – net als de inspectie en de NVAO zelf – dat het belangrijk is dat opleidingen langs dezelfde meetlat worden gelegd, zeker nu ze meer kritiek te verduren krijgen. Ze is blij dat ook de hbo-opleidingen in het nieuwe stelsel ‘clustergewijs’ worden beoordeeld – bijvoorbeeld alle opleidingen commerciële economie door één deskundigencommissie. Dat komt de vergelijkbaarheid van de oordelen ten goede.
Bussemaker vindt ook dat de NVAO-besluiten makkelijk te vinden moeten zijn op internet. Bovendien wil ze dat de NVAO de kwaliteitsverschillen tussen opleidingen beter zichtbaar maakt voor het publiek. Ze is het eens met de inspectie dat dit nu onvoldoende gebeurt. Studenten en werkgevers moeten meer gebruik gaan maken van de accreditatiegegevens.
Nadruk teveel op beoordeling eindwerkstukken
Een ander punt van kritiek in de evaluaties is dat de accreditatie, onder invloed van de affaire bij Inholland, nu wel erg de nadruk legt op de beoordeling van eindwerkstukken. Op zich is die aandacht goed, vindt de minister, maar zeker bij praktische georiënteerde opleidingen spelen niet-schriftelijke vaardigheden een grote rol. De NVAO deelt haar zorg en heeft toegezegd dat ze de deskundigen gaat vragen ‘breder’ te kijken.
De verwachte vermindering van de accreditatielast in het nieuwe stelsel valt alle partijen tegen. Dat heeft voor een deel te maken met de invoering van de zogeheten instellingstoets, waarmee gecontroleerd wordt of de kwaliteitsbewaking van een universiteit of hogeschool deugt. Die toets brengt meer werk met zich mee dan was voorzien. Daarom zegt Bussemaker toe dat universiteiten en hogescholen die geslaagd zijn voor de instellingsaccreditatie minder verantwoording hoeven af te leggen. ‘Verdiend vertrouwen wordt beloond’, aldus de minister.
Punt. Of had jij nog wat?