Minister Bussemaker gaat de wet aanpassen om haar zwaarste wapen tegen wanbestuur beter te kunnen gebruiken. Ze wil voorkomen dat ze onverhoeds met lege handen staat als ze falende onderwijsinstellingen tot de orde wil roepen.
Bestuurders die zichzelf verrijken of vechtend over straat rollen… Wat kan de minister doen als een onderwijsinstelling in een diepe crisis belandt die overduidelijk schadelijke gevolgen heeft voor het onderwijs? Tot voor kort kon ze alleen de geldkraan dichtdraaien, met grote gevolgen voor studenten en medewerkers.
Schandalen
Dat moest veranderen, vond een Kamermeerderheid na schandalen bij de Hogeschool Inholland en mbo-instelling Amarantis. De minister moest de macht krijgen om rechtstreeks in te grijpen als er bij een publiek gefinancierde onderwijsinstelling sprake was van wanbeheer.
Dus kwam de ‘aanwijzingsbevoegdheid’ in de wet: mbo-instellingen, hogescholen en universiteiten zouden in het uiterste geval de ‘aanwijzingen’ van de minister moeten opvolgen. Van almacht is geen sprake: de minister kan haar macht pas uitoefenen als de Onderwijsinspectie vaststelt dat de bestuurders werkelijk in gebreke blijven. Bovendien kunnen onderwijsinstellingen de zaak aan de rechter voorleggen, als ze het niet met de ingreep eens zijn.
Details
Maar de SGP waarschuwde dat de details van de wet misschien roet in het eten zouden gooien. Want als ergens een crisis uitbreekt, aan wie moet de minister haar ‘aanwijzingen’ dan geven? Aan het bestuur, de raad van toezicht of het stichtingsbestuur? Je moet natuurlijk wel de goede man of vrouw bij de kraag grijpen.
Twee juristen van de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Vrije Universiteit bogen zich over de nieuwe wet en stelden enkele wijzigingen voor. De belangrijkste was deze: de minister zou haar aanwijzingen niet aan de raad van toezicht moeten geven (zoals in de wet staat), maar aan de ‘rechtspersoon’. Die krijgt immers het geld en is uiteindelijk degene met wie de minister te maken heeft, betoogden ze.
Lege handen
Als ze de wet niet wijzigde, zou ze op het moment suprême misschien met lege handen staan, waarschuwden de juristen. Mocht de raad van toezicht volgens de eigen statuten niet bevoegd zijn om in te grijpen, dan ben je nog geen stap dichter bij je doel gekomen en kunnen falende bestuurders gewoon hun gang blijven gaan.
Ze hebben ten dele gelijk, geeft Bussemaker toe. Maar in verreweg de meeste gevallen is de raad van toezicht wel degelijk bevoegd. Het ligt daarom voor de hand om deze toezichthouders op hun taak aan te spreken. Toch zal Bussemaker de wet aanpassen: als de raad van toezicht niet de wettelijke of statutaire bevoegdheid heeft om iets te doen aan het wanbeheer, zal ze de rechtspersoon aanspreken.
Eerder vergeleek Bussemaker dit onderdeel van de wet met een brandblusser: je hoopt hem nooit te hoeven gebruiken, maar het is goed om hem in huis te hebben.
Punt. Of had jij nog wat?