De partijen in de Tweede Kamer zijn diep verdeeld over prestatieafspraken met universiteiten en hogescholen. De VVD is groot voorstander van de afspraken, terwijl SP fel tegen is. PvdA en D66 hebben ook hun bedenkingen.
Met onderwijsinstellingen in het hoger onderwijs heeft het kabinet allerlei afspraken gemaakt over uitval in het eerste studiejaar, studietempo, niveau van docenten en uitgaven aan overhead. Die afspraken zijn niet vrijblijvend: wie goed presteert, krijgt iets meer geld. Uit schriftelijke vragen over de voortgang van de prestatieafspraken blijkt dat de fracties in de Tweede Kamer ernstig verdeeld zijn over nut en noodzaak van de afspraken.
Afspraken uitbreiden
De VVD kwam in het vorige kabinet met het idee en vindt de afspraken nog steeds prachtig. Die zouden in de toekomst ‘substantieel uitgebreid’ moeten worden, schrijven de liberale Kamerleden. Ze hebben alleen kritiek op het kabinet, dat zich niet helemaal aan de afspraken houdt. Zo komt er minder ruimte dan gedacht voor hogere collegegelden. Ook blijven promovendi voorlopig gewone werknemers en kunnen universiteiten hen niet als studenten behandelen, al mogen ze daar wel mee ‘experimenteren’. Zulke wijzigingen zullen toch hopelijk geen gevolgen hebben voor de voortgang in de prestatieafspraken, vragen de VVD’ers aan minister Bussemaker.
De SP is juist erg kritisch over de afspraken en voorziet ‘ongewenste effecten’. Neem de afspraken over uitval en studietempo in de technische opleidingen. Het lage rendement is ‘gezien de zwaarte van de opleidingen niet meer dan logisch’, aldus de SP-Kamerleden. Ze vrezen dat deze opleidingen de eisen zullen verlagen om de prestatieafspraken na te komen. ‘Op welke wijze gaat de minister ervoor zorgen dat het rendementsdenken niet verder doorslaat’, vraagt de SP.
Focus op kwaliteit
Ook D66 zou graag zien ‘dat er een verschuiving plaats vindt van focus op rendementen naar focus op onderwijskwaliteit’, schrijven de leden. De democraten willen geen rendements- en prestatieafspraken meer, maar kwaliteitsafspraken. D66 vreest bovendien dat de autonomie van onderwijsinstellingen vermindert nu de overheid zich met hun doelstellingen bemoeit.
Het rendementsdenken baart ook de PvdA zorgen, die vreest dat de toegankelijkheid van het onderwijs in het geding komt als opleidingen te veel de nadruk leggen op studiesucces. Er komen steeds meer opleidingen met een numerus fixus. ‘Is de minister van mening dat dit een wenselijke ontwikkeling is?’, wil de partij weten.
Meer profilering
De prestatieafspraken maken deel uit van een groter plan: er moet meer profilering in het hoger onderwijs komen. Onderwijsinstellingen zouden zich op hun sterke punten moeten richten, vinden veel partijen. Dat zou doelmatiger zijn dan onderling te concurreren met dezelfde opleidingen.
Maar ook dat roept vragen op. Heeft die profilering misschien tot gevolg dat unieke opleidingen verdwijnen, enkel en alleen omdat die minder in het profiel van hun onderwijsinstelling passen? De PvdA wil niet dat de prestatieafspraken voor ‘witte vlekken’ in het Nederlandse onderwijs en onderzoek zorgen. Een doelmatige inrichting van het onderwijs is mooi, ‘maar niet waar deze doelmatigheid diversiteit van onderwijs en onderzoek smoort’, aldus de partij.
Ov-studentenkaart
De SP wijst op het verband met de ov-studentenkaart. Als onderwijsinstellingen zich werkelijk gaan profileren, moeten studenten ‘vrij kunnen reizen naar iedere opleiding van hun keuze’, aldus de SP.
De prestatieafspraken zijn nu als ‘experiment’ ingevoerd, omdat er juridische haken en ogen aan zitten. Voorstanders hopen dat een toekomstig kabinet de afspraken alsnog wettelijk mogelijk maakt.
Punt. Of had jij nog wat?