Bestuursvoorzitter Paul Rüpp plaatst in een opiniestuk op Science Guide kanttekeningen bij de verengelsing van het hoger onderwijs. “Het Nederlands is een deel van onze cultuur en identiteit.”
Docenten, studentenvakbonden en de politiek voeren al enkele jaren een debat over de verengelsing van het hoger onderwijs. Ook in het regeerakkoord van Rutte III komt het aan bod.
Nederlands op de werkvloer
“Ontegenzeggelijk is het waar, dat het Engels de Lingua Franca van onze tijd is. En het helpt de wederzijdse communicatie als je je daar goed in kunt uitdrukken en snapt wat je gesprekspartner bedoelt”, zegt Rüpp in het opiniestuk. “Toch spreken de meeste van onze afgestudeerden, en zeker zij die een hbo-opleiding hebben gevolgd, op de werkvloer het grootste deel van hun tijd hun moedertaal. Dat blijkt uit diverse onderzoeken in Nederland en Vlaanderen. Juist om die reden is het ook heel belangrijk , dat afgestudeerden het Nederlands op het niveau van hun opleiding beheersen.”
“Er is geen enkele aanwijzing, dat het Nederlands in de samenleving vervangen wordt door het Engels, ook al word je in de Amsterdamse horeca en winkelnering steeds vaker eerst in het Engels aangesproken. Door van meet af aan bachelor-opleidingen voor honderd procent in het Engels aan te bieden verdwijnt het Nederlands langzaam als academische taal en ontwikkelt het zich ook niet verder.”
De taal verrijken
“Het argument dat veel van de leerstof en onderzoekstof in het Engels wordt geschreven en ontwikkeld waardoor niet altijd adequate Nederlandse termen aanwezig zijn, gold driehonderd jaar geleden ook. Des te meer reden om Nederlandse equivalenten te vinden, zoals Simon Stevin deed, die daarmee de Nederlandse taal verrijkte met nu alledaagse woorden zoals bijvoorbeeld wiskunde, driehoek, loodlijn, worteltrekken, hoofdstuk, beginsel en neutraal. Juist dat maakt en houdt een taal levend.”
De bestuursvoorzitter ziet taal als meer dan een instrument waarmee je kennis overdraagt. “Nederlands is een deel van onze cultuur en identiteit en kent vele gebruiksvarianten en nuances, waarbij humor, ironie en specifiek aan ons taalgebied gebonden uitdrukkingen een niet te onderschatten bijdrage leveren aan leren en kennis overdragen. Juist dat soort van subtiliteiten en narratieve verdieping dreigen het kind van de rekening (child of the bill?) te worden wanneer docent en student overstappen op een taal die niet hun moedertaal is.”
Rüpp betoogt dat je goed moet nadenken om welke reden je opleidingen in het Engels aanbiedt. “Veelal volstaat dat een student tijdens zijn opleiding zijn Engels, want om die taal draait het wereldwijd vooral, op het vereiste niveau brengt.”
Nederlandse klanten
“Dirk uit Volkel die Commerciële Economie studeert in Den Bosch, gaat voor 95 procent zeker in een Nederlandstalige werkomgeving aan de slag en zal zeker zo af en toe ook Engels moeten spreken of iets in het Engels op zijn vakgebied moeten lezen. En dat moet het Nederlands onderwijs hem ook meegeven: van basisschool tot universiteit, maar daarvoor hoeft zijn opleiding niet honderd procent Engelstalig te zijn. Hij moet immers ook zijn Nederlandse klanten adequaat en deskundig te woord kunnen staan.”
Punt. Of had jij nog wat?