Uit haar dat achterblijft op een plaats delict kun je veel informatie over dader of slachtoffer achterhalen. De major Forensisch Laboratorium Onderzoek en het lectoraat Analysetechnieken in de Life Sciences gaan samenwerken met de Universiteit Maastricht om deze opsporingsmethode toegankelijk te maken voor het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en de recherche.
“Je haar groeit ongeveer 1 cm per maand”, legt lector Theo Noij uit. “Wat in je bloed zit, zit ook in je haar. Als je dus een haarlok van 10 cm hebt, kun je daaruit een geschiedenis van tien maanden halen. Is de persoon een roker, welke medicijnen of drugs gebruikte hij? Op basis van die gegevens kun je een profiel opstellen van een dader, maar bijvoorbeeld ook een verdachte vrijpleiten.”
Korte stukjes haar
Bij de Universiteit Maastricht zijn ze al langer bezig met dit soort onderzoek. “In Maastricht splijten ze het haar in de lengte en onderzoeken het in een imaging massaspectrometer. Dat is erg geavanceerd. Wat wij willen doen is het in korte stukjes knippen en die onderzoeken met onze eigen massaspectrometer en andere analytische apparatuur. Op die manier breng je de techniek dichter naar de praktijk”, zegt Noij. Avans start een tweejarig project genaamd ‘SherLOK’ om een methode te ontwikkelen zodat de recherche en het NFI het zelf kunnen toepassen.
De totale kosten van het onderzoek bedragen 500.000 euro, daarvan is 250.000 gesubsidieerd door het Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA. De rest wordt opgebracht door de deelnemende onderzoekspartners. Naast diverse Avansdocenten zijn ook derdejaarsstudenten Forensisch Laboratorium Onderzoek nauw betrokken. “Dat is erg belangrijk. We doen dit soort projecten uiteindelijk toch om het onderwijs te helpen en het netwerk groter te maken”, zegt docent Ben de Rooij.
Wereldtop
“Het laboratorium van de Universiteit Maastricht is wereldtop op dit gebied. We breiden dankzij deze samenwerking de kennis bij Avans uit”, zegt Noij. “Het is echt een spannend project. Het NFI en de recherche werken intensief mee.”
Voor het onderzoek is haar nodig. “Haar van vrijwilligers”, zegt De Rooij, “ in eerste instantie van mensen die het toch al willen laten knippen bij een kapper. In een latere fase moet het haar zijn dat echt van de hoofdhuid gehaald wordt.”
Naast een of twee wetenschappelijke publicaties is het de bedoeling dat er tussentijds symposia komen waarop de betrokken partijen bijgepraat worden over de status van het project. De Rooij: “We willen dat medewerkers van de recherche en het NFI enthousiast worden van wat wij doen. Het eindresultaat moet een werkmethode zijn die in de praktijk wordt gebracht.”
Punt. Of had jij nog wat?