Terug naar overzicht

Een barre schaatstocht over de Weissensee in Oostenrijk, deze Avansstudent deed het

Elk jaar trekken er honderden Nederlanders naar de Weissensee in Oostenrijk voor de Alternatieve Elfstedentocht. Een rit van 100 of 200 kilometer tussen de bergen en sneeuw op een bevroren meer met temperaturen onder het vriespunt. Dit jaar deed ook marathonschaatser en student Commerciële Economie Elsemieke van Maaren mee.

Die paar keer dat het kwik in Nederland onder nul daalt, wordt er al gespeculeerd over een eventuele Elfstedentocht. De laatste editie was in 1997. Grondlegger van de schaatswedstrijd, Aart Koopmans, hoorde in zijn zoektocht naar een alternatief voor de ‘tocht der tochten’ dat het 60 kilometer lange meer in Oostenrijk wél ijszeker is. Sinds ’89 schaatsen honderden Nederlanders 100 of 200 kilometer op het natuurijs in Karinthië.

Nederlandse enclave
Een week per jaar verandert de Weissensee in een grote Nederlandse enclave. “Het enige Oostenrijkse is de apfelstrudel”, vertelt Elsemieke. In de grote tent op het ijs serveren ze poffertjes en chocolademelk met slagroom. “Zelfs de menukaarten van de omringende restaurants zijn in het Nederlands.”

-12
Tijdens de Alternatieve Elfstedentocht worden er diverse wedstrijden geschaatst, verspreid over meerdere dagen. Op de dag van de wedstrijd gaat om 05.00 uur de wekker. “Daarna ga je stapelen: heel veel eten”, legt Elsemieke uit. Om 07.30 is de start. “Het was de eerste uren heel erg koud. Mijn handen waren bevroren. Het was geloof ik -12.”

Normaal reizen Elsemieke en haar ploeg door heel Nederland voor de competitie. Maar één keer per jaar moet de ploeg naar de wedstrijden in Oostenrijk. Vorig jaar deed ze voor het eerst mee, weliswaar een kortere afstand. Want het verschil is groot met in een hal in Nederland schaatsen. Het is veel kouder buiten en het natuurijs heeft her en der scheuren. “Door die scheuren zijn er veel valpartijen. Zelf ben ik nog nooit gevallen, maar ik ben echt nog een beginner op de Weissensee.”


Vloeibaar voedsel
Een ijsmachine veegt het parcours schoon voor de wedstrijden. Langs het ijs staan veel tentjes en er is een ‘verzorgingstraat’. Elk marathonteam heeft daar een tent staan met verzorgers. “Tijdens de wedstrijd kom je elke tien kilometer langs de tent en staat de verzorger klaar met een bidon en eten. Dat moet je aanpakken. Ik begin met pannenkoeken, marsen en snickers. Maar na een tijdje kun je niet meer eten en moet je over op vloeibaar voedsel. Dan neem ik speciale gel met voedingsstoffen, ook bekend onder marathonrenners.”

Elsemieke was goed beschermd tegen de koud: “Ik droeg twee thermoshirts, een thermobroek, daaroverheen een schaatspak en dikke handschoenen.” Tegen de snijdende koud in het gezicht werd er vaseline gesmeerd. “Dat zou helpen tegen de koud.” Al had ze toch last van haar ogen: “Die waren bevroren, na de tocht zag ik wazig. Maar dat trok na een paar uur weer bij.”

Test
Ondanks dat het voor Elsemieke vanuit haar marathonteam verplicht is om mee te doen, ziet ze het als een goede manier om zichzelf als topsportster te testen. “Er zit een meisje in mijn ploeg die twee jaar geleden de 200 kilometer heeft gewonnen, daar kan ik me aan optrekken.” Bijna gooide ziekte dit jaar roet in het eten. “Ik had vier dagen hoge koorts en de Nederlandse Kampioenschappen daardoor al laten schieten. Eerst twijfelde ik of ik nog mee zou doen. Mijn doel was om 100 kilometer te schaatsen, daarna zou ik kijken wat het met mijn lichaam zou doen.” Die 100 werden er uiteindelijk 180. “Toen ben ik toch maar gestopt. Mijn trainers zeiden van te voren ook ‘stop op tijd’.” Ze is er verder nuchter onder: “In Nederland zijn er ook nog genoeg wedstrijden.”

Punt. Of had jij nog wat?

Meer lezen?