Studenten zonder basisbeurs die niet profiteerden van de toegezegde miljoenen voor beter onderwijs, moeten volgens het CDA en de PvdA financiële compensatie krijgen. Maar de minister voelt daar niets voor.
Gisteren debatteerde de Tweede Kamer met minister Van Engelshoven over het in januari verschenen onderzoek van de Algemene Rekenkamer. Daarin stond dat er weinig terechtgekomen is van de onderwijsinvesteringen die de universiteiten en hogescholen hadden beloofd, vooruitlopend op de miljoenenopbrengst van het leenstelsel. De medezeggenschap was bovendien te weinig betrokken bij de besluitvorming.
Welles-nietes
Tussen 2015 en 2017 zouden de instellingen samen tweehonderd miljoen euro per jaar ‘voorinvesteren’, dus zeshonderd miljoen in totaal. Zelf stellen ze dat ze 860 miljoen euro hebben uitgegeven: veel meer dan beloofd. Maar de Rekenkamer kon van slechts 280 miljoen “met enige zekerheid” vaststellen dat het echt om extra uitgaven ging. Een bijna even groot bedrag (250 miljoen euro) was géén voorinvestering volgens de rekenmeesters en van nog eens 330 miljoen euro viel het niet te achterhalen.
Wie is er nu gek, vroeg SP-Kamerlid Frank Futselaar gisteren aan minister Van Engelshoven, de Rekenkamer of de instellingen? De minister liet dat wijselijk in het midden, maar benadrukte dat de politiek destijds afhankelijk was van de bereidheid van de instellingen om alvast uit eigen vermogen te investeren en dat er – ook tot haar spijt – door haar voorganger niet is afgesproken wat een voorinvestering precies inhoudt.
Daarom kan er volgens haar nu niet geconcludeerd worden dat er niet geïnvesteerd is en dus ook niet dat er een ‘pechgeneratie’ studenten zonder basisbeurs is die financiële compensatie moet krijgen, zoals het CDA, destijds fervent tegenstander van het leenstelsel, samen met de PvdA (destijds voorstander) in een motie bepleitte.
Les
De les die hieruit te trekken valt, is volgens de minister dat er straks per instelling moet worden vastgelegd waarin die gaat investeren, zodat dit achteraf ook gecontroleerd kan worden.
Om nieuwe misverstanden te voorkomen, pleitte PvdA-Kamerlid Kirsten van den Hul voor de benoeming van een onafhankelijke commissie die realtime controleert of instellingen de leenstelselmiljoenen wel echt in beter onderwijs investeren. Dan zijn er volgens haar ook geen studenten meer die tussen wal en schip vallen.
Maar minister Van Engelshoven ziet er niets in, omdat ook onderwijskeurmeester NVAO gaat controleren of de instellingen hun afspraken nakomen. “Ik denk niet dat een onafhankelijke begeleidingscommissie daar nog iets aan toevoegt.”
Medezeggenschap
Als er betere afspraken worden gemaakt zal de medezeggenschap bovendien beter kunnen meebeslissen over de investeringen, verwacht ze. De leden zullen meer tijd krijgen en beter ondersteund worden bij het doorgronden van de begroting van hun instelling.
Haar partijgenoot Paul van Meenen (D66) diende samen met de VVD een motie in waarin de minister werd opgeroepen om de rechten van de medezeggenschap beter in de wet te zetten. Nu staat er dat raden instemmingsrecht hebben over de “hoofdlijnen van de begroting”, maar wat die precies zijn wordt soms betwist. Daardoor wordt sommige raden het instemmingsrecht in feite ontzegd. Maar minister Van Engelshoven voelt weinig voor een aanpassing van de wet. Volgens haar is met de instellingen nu goed afgesproken dat er instemmingsrecht geldt voor de besteding van de “studievoorschotmiddelen”.
Punt. Of had jij nog wat?