Twintigers gaan op latere leeftijd uit huis, studeren langer en hebben minder snel een vaste baan of koophuis dan tien jaar geleden. Dat blijkt uit nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Het grootste verschil is de leeftijd waarop twintigers een vaste baan hebben. In 2008 had de helft van de 24-jarigen al een vast contract, tegenwoordig slepen ze dat pas binnen als ze 27 jaar zijn. Volgens het CBS heeft dat vooral te maken met de flexibilisering van de arbeidsmarkt, waarbij werkgevers minder snel vaste contracten uitdelen.
Thuis wonen
Jongeren beginnen ook later met werken, doordat zij langer doorstuderen. De leeftijd waarop het merendeel de studie heeft afgerond is een jaar opgeschoven, van 23 naar 24 jaar. Meer studenten volgen bovendien een hbo- of universitaire opleiding, waarvoor zij langer in de collegebanken zitten.
Vooral voor hen geldt dat zij langer thuis blijven wonen. Tien jaar geleden ging de helft van de twintigers op 22-jarige leeftijd het huis uit, tegenwoordig doet zij dat met 23 jaar. Volgens eerder onderzoek van het CBS hangt dit samen met de invoering van het leenstelsel in 2015.
Eigen huis
Van diegene die het ouderlijk huis hebben verlaten, bezit tegenwoordig de helft op 28-jarige leeftijd een koopwoning. Dat is twee jaar later dan in 2008. “Zonder vast inkomen is het moeilijker om een hypotheek te krijgen, maar ook zijn de hypotheekregels strenger geworden en zijn de huizenprijzen snel gestegen”, aldus het CBS in haar rapport.
Samenwonen, trouwen en kinderen krijgen doen twintigers ook op latere leeftijd. Het overgrote deel van hen woont met 28 jaar samen, al dan niet getrouwd. Tien jaar geleden was dat nog 27 jaar. De stap naar het huwelijk zetten jongeren minder snel. De gemiddelde leeftijd bij het eerste huwelijk is tussen 2008 en 2018 gestegen van 30 jaar naar 31,5 jaar voor vrouwen en van 32,8 jaar naar 33,9 jaar voor mannen. Vrouwen krijgen op latere leeftijd kinderen, doordat zij steeds vaker eerst hun vervolgopleiding afmaken.
Punt. Of had jij nog wat?