Terug naar overzicht

Inspectie zet discussies over ‘studiesucces’ op scherp

Sommige opleidingen presteren beter dan andere, stelt de Onderwijsinspectie: studenten behalen daar vaker hun diploma. Verschillen in afkomst en geslacht kunnen niet alles verklaren.

Gisteren heeft de Onderwijsinspectie De Staat van het Onderwijs gepubliceerd, het jaarlijkse rapport over de sterke en zwakke kanten van het onderwijs, van basisschool tot universiteit. De uitkomsten liggen altijd gevoelig.

De inspecteurs melden onder meer hoe het gaat met het studiesucces: hoeveel studenten behalen binnen redelijke tijd het diploma? Vrouwen presteren nog altijd beter dan mannen is bijvoorbeeld een van de vaststellingen. In het hbo neemt dat verschil zelfs toe. Ook afkomst heeft invloed op studiesucces: kinderen met een niet-westerse migratieachtergrond hebben het moeilijker.

Op scherp
Dit jaar zetten de inspecteurs de discussie op scherp door een paar opleidingen rechtstreeks te vergelijken. Hoe presteren de opleidingen, als je rekening houdt met zulke verschillen tussen studenten?

Dan blijkt de pabo Driestar Educatief goed te presteren: het studiesucces is er zo’n tien procentpunt hoger dan je (gezien de groep studenten) zou verwachten. Aan de Hogeschool van Amsterdam daarentegen zijn de prestaties ruim tien procentpunt lager. Een hogeschool als Inholland scoort precies naar verwachting. 

Ook de opleidingen hbo-rechten verschillen fors. Fontys en Avans presteren bijvoorbeeld ruim tien procentpunt hoger dan verwacht, terwijl de Hanzehogeschool Groningen, de Hogeschool Inholland en de Hogeschool Leiden tien procentpunt te laag scoren.

Aan universiteit
Aan de universiteit zijn de verschillen eveneens opvallend. Bij de wo-bachelor rechtsgeleerdheid in Utrecht behaalt bijna tien procent méér studenten het diploma dan je (gezien de studentenpopulatie) zou mogen verwachten, terwijl dat in Groningen bijna tien procent minder is. 

Voor de wo-bachelor bedrijfseconomie geldt ook dat het studiesucces uiteenloopt: wederom komt Utrecht goed uit de bus, terwijl de Radboud Universiteit Nijmegen niet aan de verwachtingen voldoet.

Het gaat in het inspectieonderzoek steeds om het behalen van een diploma met hooguit twee jaar studievertraging. De verschillen tussen de instellingen “hangen deels samen met de kwaliteit van het onderwijs, en kunnen ook verband houden met verschillen in niveau, toegankelijkheid of profilering”, aldus de inspectie. De instellingen en opleidingen zouden over deze ‘rendementsverschillen’ in gesprek moeten gaan.

Gevoelig
Ook de toegankelijkheid van het hoger onderwijs blijft een gevoelig onderwerp. Jongeren gaan heus wel studeren, zegt de inspectie, maar bij welke opleidingen komen ze terecht? Sommige opleidingen lijken nog altijd minder toegankelijk dan gewenst.

Bij opleidingen die hun eerstejaars aan de poort selecteren, heeft dat ook te maken met de komst van internationale studenten. Als deze opleidingen veel internationals toelaten, dan heeft dat gevolgen voor vrouwen, jongeren van niet-westerse afkomst en jongeren uit armere gezinnen: zij komen minder vaak in zulke opleidingen terecht. 

Maar waardoor komt dat? Is er sprake van discriminatie in de selectieprocedure en worden ze niet toegelaten? Of is er sprake van ‘zelfselectie’ en denken ze dat ze er niet thuishoren? Daar gaat de inspectie zich komend jaar over buigen.

“Zonder duiding”
Het is overigens een vreemd moment om de ‘Staat van het Onderwijs’ te publiceren, vindt de inspectie zelf. Het onderwijs heeft immers zijn handen vol aan de coronacrisis. “Om die reden presenteren we de informatie feitelijk, zonder de gebruikelijke duiding in het voorwoord.”

Punt. Of had jij nog wat?

Meer lezen?