Een van de zaken die de coronacrisis pijnlijk duidelijk maakt, is hoeveel sport er normaliter op televisie is. Voor corona kon de liefhebber elke avond een voetbalwedstrijd kijken en in het weekend uren achtereen turen naar twee wielrenners die een kat-en-muis spel spelen met het peloton. En hoe legendarisch bepaalde wedstrijden ook zijn, kijken naar een herhaling is geen antwoord op het gebrek aan sport op televisie. Gelukkig plaatst Netflix elke week twee afleveringen van wellicht een van de beste sportdocumentaires ooit: The Last Dance.
The Last Dance is formeel het verhaal van het laatste seizoen van Scottie Pippin, Dennis Rodman en Michael Jordan bij de Chicago Bulls. Maar eigenlijk is het een eenmansshow die draait om his royal airness: nummer 23, Michael Jordan.
Spanning
De kijker gaat terug in de tijd naar een jonge Jordan die universiteitsbasketbal speelt, maar laat ook de spanning zien in het seizoen van ’98 waarin de Bulls opnieuw proberen voor de derde keer op rij Amerikaans kampioen te worden. Je krijgt antwoord op de vraag waarom Pippin tijdens een wedstrijd weigerde van de bank te komen en waarom Jordan besloot te gaan honkballen.
The Last Dance zou eigenlijk pas in juni uitkomen, maar vanwege het stilleggen van de Amerikaanse basketbalcompetitie is dit vervroegd. Wat deze documentaire zo goed maakt is dat niet alleen Jordan zelf, maar ook teamgenoten, tegenspelers, journalisten en anderen aan het woord komen en het fenomeen Jordan proberen te duiden.
Jordans’ hoogtepunten komen voorbij, maar ook de dalen in zijn carrière. Hij wordt geschetst als een bullebak én een teamspeler, met maar één doel: elke wedstrijd winnen.
Jack van den Broek
Als basketbal-veteraan, en lid van BC Duketown JAZZ, ben ik het helemaal eens met deze recensie. Een genot om naar dit verhaal te kijken, wat een sportman. Prachtig!