Vandaag is het de derde dinsdag van september en presenteert het kabinet de begroting voor volgend jaar. Wat staat er voor het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek op het spel? De verkiezingen werpen hun schaduw vooruit.
De stukken van Prinsjesdag zijn al uitgelekt. Dat is inmiddels evenzeer een traditie als het koffertje waarmee de minister van Financiën de Tweede Kamer binnenwandelt. Andere tradities zijn een jaartje opgeschort, maar het lekken is gebleven.
Op Prinsjesdag hoeven we geen wereldschokkende investeringen in onderwijs te verwachten. Het lukte al niet om de problemen met de lerarenbeurs op te lossen, laat staan dat het kabinet opeens grote sommen geld uit de hoge hoed tovert.
Minister Van Engelshoven zei het al bij de opening van het nieuwe studiejaar. Het volgende kabinet zou nog eens honderden miljoenen euro’s extra moeten investeren in onderwijs en onderzoek. Dit kabinet gaat dat niet meer doen.
Gestegen aantallen
Wel komt er een Groeifonds van 20 miljard euro voor grote uitgaven aan kennis, innovatie en infrastructuur. Dat geld kan deels in het onderwijs terechtkomen, maar het is in principe bestemd voor uitzonderlijke projecten, en niet voor de alledaagse werkzaamheden: geen kleinere kassen dus, en geen hogere salarissen voor leraren.
Volgens de NOS krijgt het onderwijs er in de miljoenennota alleen geld bij vanwege gestegen aantallen leerlingen en studenten. Op termijn gaat het om 450 miljoen euro. Het is nog niet bekend hoeveel daarvan naar het hoger onderwijs gaat.
Inderdaad telt het hoger onderwijs voor de zevende achtereenvolgende keer meer studenten dan verwacht. Dat levert financieel gesproken altijd problemen op en dat maakt het politiek interessant.
Gat van 244 miljoen
Het vorige kabinet van VVD en PvdA had in zijn laatste jaar ook zo’n tegenvaller en kon het gat van 244 miljoen euro naar eigen zeggen niet dekken. Dat moest de volgende coalitie maar doen. De PvdA had het toch al moeilijk in de peilingen, en dit soort politieke keuzes hielp niet.
Het gat werd maar deels gedicht. D66-minister Van Engelshoven moest haar bewind met een bezuiniging beginnen, of zoals het eufemistisch heette: een doelmatigheidskorting. Het vorige kabinet kreeg de schuld. Er zat nu eenmaal een “lijk in de kast”, was de verklaring van de regeringspartijen. Daar konden zij ook niets aan doen.
Ironisch genoeg bevindt de huidige minister zich in ongeveer dezelfde situatie als haar voorganger: weer een tegenvaller met het aantal studenten, weer een gat op de begroting. Met de verkiezingen op komst kan ze moeilijk zeggen dat het onderwijs het gat zelf maar moet dichten door een beetje doelmatiger te werken.
Moeilijk verhaal
Bovendien vliegen de miljarden in het rond. In de coronacrisis ziet het ene na het andere steunpakket het licht, en dan is er ook nog dat enorme Groeifonds. Hoe zou je dan kunnen uitleggen dat het onderwijs de broekriem moet aanhalen omdat er wat meer leerlingen en studenten zijn gekomen dan verwacht? Dat is wat ze in Den Haag een ‘moeilijk verhaal’ noemen.
Punt. Of had jij nog wat?