Blijven verpleegkundigen in de gezondheidszorg werken, en staan gediplomeerde docenten ook echt voor de klas? In de jaren na hun afstuderen oefenen vrouwen vaker dan mannen het vak uit waarvoor ze zijn opgeleid, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Er is een lerarentekort, en ook de verpleegkundigen liggen niet voor het oprapen. Een van de problemen is dat sommige afgestudeerden al snel een andere richting inslaan. Maar hoeveel van hen doen dat?
Verschil tussen mannen en vrouwen
Het CBS laat met nieuwe cijfers zien in welke sectoren hoogopgeleiden vier jaar na afstuderen werken. In de zorg en het onderwijs springt het verschil tussen mannen en vrouwen in het oog.
Met een hbo-diploma in de gezondheidszorg op zak werkt 81 procent van de vrouwen vier jaar later nog steeds in die sector, tegen 66 procent van de mannen. Van de leraren werkt na vier jaar 82 procent van de vrouwen nog in het onderwijs en 74 procent van de mannen.
Dit gaat over de lichting die in 2014 het diploma heeft behaald en in 2018 aan het werk was, twee jaar voordat de coronacrisis toesloeg. Het speelt dus in de ‘normale’ wereld, of iets pessimistischer: in het verleden.
Lerarenopleidingen meer in trek
De lerarenopleidingen zijn weer meer in trek en het zou best kunnen dat de coronacrisis zijn weerslag heeft op het aantal verplegers dat de zorg de rug toekeert: misschien zijn het er minder, misschien juist meer. Dat is afwachten.
Opvallend is dat afgestudeerden van een universitaire masteropleiding in de zorg nogal vaak in een andere sector belanden. Na vier jaar werkt slechts 50 procent van de vrouwen en 39 procent van de mannen nog in de zorg.
Uit hetzelfde onderzoek blijkt verder dat mannen vaker fulltime werken dan vrouwen. Na een wo-master werkt 91 procent van de mannen minstens 35 uur in de week, tegen 79 procent van de vrouwen. Onder hbo-bachelors is dat 88 (mannen) tegen 67 procent (vrouwen).
Punt. Of had jij nog wat?