Docenten en leraren willen zich best bijscholen, maar ze hebben er niet altijd tijd voor. Werkdruk en roosterproblemen lijken de grootste belemmering voor hun professionalisering, ook in het hoger onderwijs.
Dat staat in een evaluatie van de populaire lerarenbeurzen, die leraren en docenten kunnen gebruiken om extra scholing te volgen. De beurzen zijn er voor docenten op alle onderwijsniveaus, behalve het wetenschappelijk onderwijs.
Maar de universiteiten zijn wel meegenomen in een enquête over bijscholing van docenten. Ook is aan instellingen gevraagd hoe ze met de professionalisering van hun medewerkers omgaan.
Met name in het hoger onderwijs noemen docenten de werkdruk als belemmering. Het gaat om bijna 70 procent van de hbo-docenten en bijna 80 procent van de wo-docenten. In het primair onderwijs blijkt de werkdruk voor ruim 50 procent van de docenten een probleem.
© HOP. Bron: rapport ‘Professionalisering van leraren en docenten’.
Opvallend is ook dat hbo-docenten naar eigen zeggen meer tijd krijgen voor professionalisering dan wo-docenten. Aan de universiteit heeft slechts een klein deel genoeg ruimte ervoor.
De onderzoekers waarschuwen overigens dat slechts 89 van de 186 benaderde wo-docenten de vragenlijst hebben ingevuld. Ondanks de hoge respons is dat maar een kleine groep. In het hbo hebben 208 docenten de vragen beantwoord.
Doorslaand succes
Bepaalde conclusies trekken de onderzoekers voor het hele onderwijs. “Het blijkt in de praktijk soms lastig om (voldoende) tijd vrij te spelen voor professionalisering, vanwege werkdruk, weinig ruimte in het rooster en een gebrek aan vervanging”, staat in de evaluatie.
Maar de lerarenbeurzen, waarmee leraren en docenten een bachelor- of masteropleiding kunnen volgen, zijn een doorslaand succes. “De Lerarenbeurs voorziet duidelijk in een behoefte”, stelt het rapport. Veel docenten maken de gekozen opleiding af en de scholing draagt bij aan de kwaliteit van het onderwijs.
De beurs bestaat uit een vergoeding voor het collegegeld (tot zevenduizend euro), studiemiddelen en reiskosten. Ook kunnen werkgevers een vergoeding krijgen voor het studieverlof van de docenten. Misschien, overwegen de rapportschrijvers, kan de overheid een eis aan de beurs verbinden: dat de aanvrager nog minstens één of twee jaar in het onderwijs blijft werken. Dat is in de ict-sector heel gewoon.
Elk jaar maken enkele duizenden docenten in het primair en voortgezet onderwijs gebruik van de beurzen, maar jaarlijks krijgen ook vijfhonderd à duizend hbo-docenten hem toegekend, met uitschieters tot bijna 1.500 hbo-docenten in de jaren 2014 en 2015.
Gevoelig
De lerarenbeurzen liggen politiek gevoelig, omdat de afgelopen jaren veel docenten nul op het rekest kregen toen het potje opeens leeg was. De Tweede Kamer was er slecht over geïnformeerd en met geen mogelijkheid bleek er extra geld te vinden. Het probleem dreigde zich bovendien te herhalen, waarna het budget met kunst- en vliegwerk toch nog werd verruimd.
En hoe gaat het verder met professionalisering van docenten in het hoger onderwijs? Enkele hogescholen werken volgens het rapport aan ‘leergemeenschappen rond docentrollen’, bijvoorbeeld rond onderwijsontwikkeling, waarin docenten van elkaar leren. Maar dat kost natuurlijk tijd en voor sommige respondenten is het “een brug te ver”, staat in het rapport. Zij zien meer in allerhande korte cursussen.
In het wetenschappelijk onderwijs lijkt de professionalisering van docenten wat minder prioriteit te hebben. In het kader van ‘erkennen en waarderen’ is daar vooral aandacht voor de diverse loopbaanpaden van medewerkers. Aan verschillende universiteiten komen er bijvoorbeeld onderwijshoogleraren, die hun leerstoel vooral op grond van hun onderwijsprestaties krijgen. “Maar de afstemming met de professionalisering is nog niet optimaal” , staat in het rapport.
Ministers Dijkgraaf (mbo en hoger onderwijs) en Wiersma (primair en voortgezet onderwijs) hebben nog niet op de evaluatie gereageerd.
Punt. Of had jij nog wat?