Terug naar overzicht

Oekraïens hoger onderwijs in nood: ‘Ik ben hier de enige specialist’

Schade na de slag bij Bachmoet. Foto: Wikipedia Commons

Meer dan een jaar na de grootscheepse invasie van de Russen in Oekraïne houden universiteiten er stand dankzij onlineonderwijs en stug doormodderende wetenschappers. “Voor Russen is de oorlog politiek, voor ons persoonlijk.” 

Het hoger onderwijs en onderzoek staan onder druk in Oekraïne. Het nationale budget voor wetenschappelijk onderzoek werd vorig jaar van de ene op de andere dag overgeheveld naar de defensiekas. Raketten beschadigden ook onderwijsinstellingen en laboratoria. De weinige studenten en medewerkers die overbleven staan onder grote mentale druk.

Een kwart van de bevolking vluchtte naar het buitenland. Dat waren vooral vrouwen met kinderen en sommige pensioengerechtigden. Volwassen mannen waren dienstplichtig en moesten het leger in. Academici verlieten de wetenschap soms om te gaan vechten. De overgebleven Oekraïense wetenschappers proberen het onderzoek en onderwijs overeind te houden. Hoe heeft de oorlog hun leven en kijk op de wetenschap veranderd? Een gebleven en een gevluchte wetenschapper vertellen.

Universiteiten op de vlucht
Ook universiteiten zijn op de vlucht, legt de 45-jarige sociolinguïst Viktoriia Ryhovanova uit. In 2014 werkte ze bij de Pedagogische Universiteit voor Vreemde Talen in Horlivka, in de Donbas, toen er opeens soldaten kwamen die alle medewerkers dwongen om trouw te zweren aan de separatistische ‘Volksrepubliek Donetsk’. “We weigerden, vertrokken halsoverkop en moesten alle boeken daar laten, onze syllabi, de bibliotheken, de laboratoria, alles…” De hele universiteit is in die dagen verhuisd naar het iets dieper landinwaarts gelegen Bachmoet. “We stonden uren in de rij om de controleposten door te komen naar ons werk”, zegt ze. 

Diezelfde universiteit is vorig jaar, in de slag bij Bachmoet, opnieuw noodgedwongen verplaatst, zegt ze. “Dat is tekenend voor wat er is gebeurd in de provincies Donetsk, Loehansk, Cherson en Zaporizja. Er zijn intussen meer dan drieduizend onderwijsgebouwen beschadigd en instellingen moesten een nieuwe plek vinden of hun deuren sluiten.” Dat laatste overkwam volgens haar zo’n vijfentwintig instellingen. Sommige universiteiten fuseerden met andere instellingen.

Vluchten of niet vluchten
Ryhovanova woont nu ruim een jaar met haar schoolgaande dochter in Leiden, waar ze zich als gastonderzoeker bezighoudt met de taal van de Oekraïense diaspora. In maart 2022 ontvluchtte ze hoofdstad Kyiv, waar ze was verbonden aan een instituut voor intellectueel eigendomsrecht, en kwam ze via een internationaal netwerk voor taalkundigen in contact met een Leidse hoogleraar die haar en haar dochter opving. Haar man, die vecht in het leger, en haar studerende zoon bleven achter in Oekraïne. “Het was moeilijk om weg te gaan, maar het is beter voor mijn dochter.”

De 64-jarige Ígor Órzhitskij, gespecialiseerd in Spaanse taal en literatuur, besloot juist te blijven toen Russische soldaten in februari bij de op-een-na-grootste stad van het land Charkiv aankwamen. “Ik wilde er zijn voor mijn dienstplichtige zoon.” De vele vijandelijke rakketen vielen niet in het centrum, waar hij woont; de Russen teisterden in de maanden van hun offensief vooral de buitenwijken van de stad. “Mijn intuïtie heeft me tot nu toe gelukkig niet in de steek gelaten.” 

Onlineonderwijs
Órzhitskij werkt al decennia aan de Vasilij Karazin Universiteit en bleef ook tijdens de oorlog college geven. “Ik ben de enige overgebleven docent met een wetenschappelijke graad.

Toen de oorlog begon lag alles een maandlang stil en vertrokken veel mensen, maar daarna werd alles online hervat”, zegt Órzhitskij. “Die omschakeling naar onlineonderwijs was een grote uitdaging maar met de raketaanvallen was het te gevaarlijk om veel mensen op één plek te hebben”. De literatuurwetenschapper verzorgt sindsdien vijf vakken met elk gemiddeld tien studenten.

Tekorten
Ook Ryhovanova bleef colleges verzorgen voor haar Oekraïense studenten toen ze al in Leiden zat, maar daar kon ze niet mee doorgaan. “Veel gevluchte medewerkers zijn ontslagen, enerzijds omdat de overheid ze liever in het land wil houden, maar ook omdat er te weinig geld is om hen in dienst te houden.” Vooral professoren en onderzoekers die goed zijn in vreemde talen zijn verdwenen. “Het is een soort braindrain met op den duur grote gevolgen voor het systeem.”

“Over het algemeen heeft de financiering van onderwijs en onderzoek veel geleden door tekorten, al worden de salarissen hier nog altijd uitbetaald”, zegt Órzhitskij. Vroeger was er volgens hem al nooit geld voor conferenties in het buitenland, maar nu tast de nood ook het onderzoek aan. “Chemici klagen bijvoorbeeld dat ze geen experimenten kunnen doen omdat ze de spullen er niet voor hebben.”

Afstand
Tot aan 1991 maakte Oekraïne deel uit van de Sovjetunie, en werd het geleid door Moskou.  De huidige oorlog begon eigenlijk in 2014. Toen brak er een grote opstand uit tegen de zittende president Viktor Janoekovitsj die af wilde van de populaire associatieovereenkomst met de EU. De Russen annexeerden het schiereiland de Krim en steunden de pro-Russische separatistenlegers in Oost-Oekraïne.

De Russische taal, die veel gesproken werd in het oosten van het land, wordt volgens Ryhovanova nu steeds vaker gezien als de taal van de agressor. Men spreekt nu liever Oekraïens uit nationale solidariteit. Het staat voor iets groters: de oriëntatie van Oekraïners lijkt met de oorlog totaal verschoven richting het westen, richting Europa.

Europa
Órzhitskij publiceerde veel in Rusland vroeger, maar toen één van zijn goede Russische vrienden in 2015 vroeg of hij wilde bijdragen aan een publicatie, weigerde hij. “Voor Russen staat de oorlog verder van ze af: voor hen is hij politiek maar voor ons persoonlijk. We hebben bijvoorbeeld onlangs nog een student van mij begraven die vrijwillig aan het front was gaan vechten.” Het contact is er nu ook niet meer. Russische collega’s zijn volgens hem bang om met hem te corresponderen, vanwege de censuur in hun land.

De hoop is dat wetenschappers in Europa de Oekraïners kunnen helpen. Ryhovanova: “Doordat niemand van tevoren kon voorspellen hoelang de oorlog zou duren, zijn onderzoeksprojecten begroot voor zes of twaalf maanden. Die lopen nu ten einde. Oekraïne kan dat niet alleen blijven bekostigen.”

Het Europese Horizon-programma gaf het afgelopen jaar meer steun. Maar er kan meer gebeuren. Een versterking van de banden tussen instituten en universiteiten in Europa en Oekraïne is nodig, meent Órzhitsky, die momenteel met de Spaanse ambassade in gesprek is. “Voor mijn studenten was het altijd al heel lastig om op uitwisseling naar Spanje te gaan. Als dat makkelijker wordt dan voelen wij ons ook meer deel van Europa.”

Punt. Of had jij nog wat?

Meer lezen?