Demissionair minister Robbert Dijkgraaf moedigt jongeren aan om voor het beroepsonderwijs te kiezen. Veel universitaire studenten zouden bijvoorbeeld beter tot hun recht komen in het hbo. Waar baseert hij dat op?
Bij studiekiezers ploft deze week een brief van minister Dijkgraaf op de mat. Ze mogen best voor het mbo of hbo kiezen, benadrukt hij. Daar is volgens hem niets mis mee. Dat is een positieve keuze.
Het persbericht van het ministerie gaat nog iets verder. Niet alle studenten blijken op hun plek te zitten, staat erin. “Bijvoorbeeld veel universitaire studenten die beter tot hun recht zouden komen in het hbo. En in het studiejaar 2022-23 stapten veel meer havo- en vwo-leerlingen over naar het mbo.” Onze cursivering.
Zitten niet alle studenten op hun plek?
Aan de universiteiten wisselt ongeveer vijftien procent binnen een jaar van bacheloropleiding en nog eens vijf procent stapt over naar het hbo.
Zijn die overstappers degenen die beter tot hun recht komen in het hbo?
Misschien wel, maar volgens de universiteiten zouden er nog veel meer studenten naar het hbo moeten. Ze hekelen de academic drift, oftewel de neiging om voor de hoogst mogelijke opleiding te kiezen. Eén op de zeven studenten hoort eigenlijk niet aan de universiteit thuis, schatte de Groningse oud-rector Elmer Sterken in dagblad Trouw. Ook de hogescholen menen dat vwo’ers vaker voor een hbo-opleiding zouden kunnen kiezen.
Maar dat zijn de lobbyisten van het hoger onderwijs. Waar baseert Dijkgraaf zich op?
Nou, daarop. De woordvoerder laat weten: “Het gaat om een recent beeld vanuit het veld zelf over welke student op welke plek nu het best tot zijn recht zou komen.” Hij verwijst naar een advies dat Elmer Sterken heeft geschreven en dat “werd verduidelijkt in een artikel in Trouw”.
De minister baseert zich dus niet op onderzoek?
Nee, er zou ‘aanvullend onderzoek’ nodig zijn om in beeld te krijgen welke studenten eigenlijk niet op hun plek zijn aan de universiteit. Maar wat betekent ‘ergens anders beter tot je recht komen’ eigenlijk, als je in staat bent om met succes de universitaire opleiding te doorlopen? Het valt lastig af te bakenen. Er is wel allerlei onderzoek naar de uitval of het studiesucces, maar daar gaat dit niet over.
Studenten vallen soms uit tijdens hun opleiding. Blijken ze dan ongeschikt?
Ook dat is maar de vraag. Jongens vallen vaker uit dan meisjes: zijn jongens dan minder geschikt voor het hoger onderwijs of kunnen de opleidingen minder goed met jongens dan met meisjes overweg? Of stel dat er iets misgaat met een onderwijsvernieuwing: als studenten gillend weglopen, ligt dat dan aan die studenten?
Lastige vragen allemaal…
Maar daar laat de politiek zich niet door van de wijs brengen. Er dreigen tekorten op de arbeidsmarkt, dus wil Dijkgraaf de keuze voor beroepsopleidingen aanmoedigen.
Het individuele belang strookt misschien niet altijd met het belang van de samenleving.
Klopt. Zolang de verpleegkundige minder verdient dan de arts, kun je eigenlijk niet met droge ogen zeggen dat het niet uitmaakt of je naar het hbo of de universiteit gaat. Maar je kunt wel zeggen: we hebben meer verpleegkundigen nodig.
En de loodgieter dan? Mijn gootsteen lekte en de reparatie was niet goedkoop.
Er zijn uitzonderingen, maar voor werknemers geldt: mbo’ers verdienen minder dan hbo’ers, die weer minder verdienen dan wo’ers. Ook is de werkloosheid onder academisch opgeleiden lager dan onder mensen met een hbo-diploma, die op hun beurt weer minder vaak werkloos zijn dan hun collega’s die van het mbo komen. Bovendien blijven hoogopgeleiden langer gezond dan de rest.
Maar over salarissen en gezondheid heeft de minister het vast niet.
Nee. Dijkgraaf praat graag over de waaier van het vervolgonderwijs: mbo, hbo en wetenschappelijk onderwijs vormen geen ladder waarop je steeds hoger kunt klimmen, maar staan naast elkaar. We moeten niet discrimineren, we moeten iedereen waarderen en geld is ook niet alles.
Ten slotte, stapten er vorig jaar echt ‘veel meer’ havisten en vwo’ers over naar het mbo?
Wat je veel noemt. In 2022 gingen 8.200 jongeren (met of zonder diploma) van havo of vwo naar het mbo, tegen 6.500 in het jaar ervoor. Ze vormen 8,5 procent van de totale mbo-instroom, terwijl het in eerdere jaren steevast rond een procent of vijf procent schommelde. Het zou een opvallende trendbreuk zijn, maar het kan ook een uitschieter zijn en weer bijtrekken.
Punt. Of had jij nog wat?