Terug naar overzicht

Column: Een slecht voorbeeld

Foto: Ilse Wolf

John Lousberg is docent aan de Juridische Hogeschool. In zijn columns voor Punt schrijft hij over wat hem bezighoudt.

Het zal inmiddels bekend zijn dat ik niet de meest enthousiaste docent ben als het gaat om het beoordelen van portfolio’s van studenten aan de hand van de beoordelingsmodellen rubrics. Kort gezegd: ik haal niet het beste uit mezelf naar boven en ik sta er niet door in mijn kracht. Wat dat beste en die kracht ook mogen zijn.

Zo zou de student niet zichzelf moeten beoordelen, maar moet de docent dat doen (studenten spreken onderling af zichzelf zo hoog mogelijk te beoordelen, zodat de docent het moeilijker heeft het cijfer naar beneden bij te stellen). En zo moet bij onze Juridische Hogeschool op de onderdelen ‘analyseren’ en ‘toepassing van het recht’ de student natuurlijk veel meer punten kunnen verdienen dan op ‘professioneel handelen’ en ‘reflectieve professional’. De student moet niet alleen verantwoordelijk zijn voor zijn leerproces, maar de docent is net zo verantwoordelijk. Zo niet verantwoordelijker voor dat leerproces. Feedback vragen aan medestudenten, die het ook niet begrijpen, is niet zinvol. Zie daarvoor ook mijn column over de holistische voldoende.

Desalniettemin kon ik het niet laten om het groepje van vier partijleiders, dat onder leiding van Ronald Plasterk zou onderzoeken of zij ‘dichter bij elkaar’ konden komen met als doel te bestuderen of een regering met hun vier partijen te formeren zou zijn, aan de rubric te onderwerpen. Ik heb me vooral gericht op de onderdelen ‘professioneel handelen’ en ‘de reflectieve professional’.

Professioneel handelen
Onderdeel van het professioneel handelen is het respectvol bejegenen van je medemens om zo een constructieve bijdrage aan het proces te geven. Maar is het respectvol als de een sneert dat je met boze tweets blijkbaar de verkiezingen kunt winnen, de ander daarop op X reageert met te zeggen dat dat een zure reactie is? Of is het respectvol als de een laat lekken dat een van de partijleiders helemaal niets snapt van financiële berekeningen, waarna deze op haar beurt sneert dat de motie waarmee zij in de Tweede Kamer door de Kamerleden werd uitgelachen (de motie stelde dat het minimumloon ‘een beetje’ omhoog moest en de regering maar zelf moest uitzoeken hoe dat betaald zou moeten worden) oorspronkelijk niet haar idee was maar van juist die andere gesprekspartners? Is het respectvol om aan het eind van het verhaal nog de anekdote te vertellen dat Omtzigt is ‘weggelopen’ door de dienstauto van de informateur te gebruiken? Is dat niet een anekdote die niets toevoegt en enkel en alleen verteld wordt om als teleurgestelde en gefrustreerde informateur (want het was niet gelukt ‘het appeltje-eitje’-karwei te klaren) Omtzigt een trap na te geven? Dan sta je toch niet boven het proces? Dan zit je er toch emotioneel middenin?

Is het respectvol als je steeds ‘op de man’ speelt? Wilders spreekt steeds denigrerend over ‘Timmermans’. Hij zal nooit GroenLinks-PvdA zeggen. Vervolgens ontwikkelt zich in een gesprek in de Tweede Kamer ook nog een spelletje ‘verpissen’ tussen Wilders, Plasterk, Timmermans en Kamervoorzitter Bosma. Het wordt afgedaan als grappig. Maar uit niets blijkt de humor. Je voelt het venijn. Het is elkaar afzeiken. De Kamervoorzitter die had moeten ingrijpen en neutraliteit had moeten tonen, die zich misschien verbindend had moeten opstellen, kan zelfs zijn triomfantelijkheid en rancune niet verbergen (“ik kan er niet genoeg van krijgen”). Zeg nou zelf: dit is toch geen toonbeeld van constructief professioneel handelen?

De reflectieve professional
Wilders noemt Omtzigt naar aanleiding van zijn voortijdig vertrek een wegloper. Dat zou zijn partij nooit doen. Hij vergeet dan echter, dat hij diegene was die in 2014 bij het formeren van de regering weg liep. Wilders verwijt Omtzigt ook geen respect te hebben voor het instituut informateur. Maar wie noemde de Tweede Kamer een nepparlement, noemde de rechters corrupt en het vonnis tegen hem over ‘de meer of minder Marokkanen’ een schandvlek? Wie wil volgens het verslag van Plassterk de islam geen ideologie meer noemen, maar een godsdienst? Om vervolgens die religie verwerpelijk, haatdragend en tot geweld oproepend te noemen? Het enkel vervangen van het woord ideologie, want zo noemde Wilders eerder de islam, door enkel het woord religie om vervolgens over die religie weer ‘vol op het orgel te gaan’ met beledigingen? Wie zegt dat de persvrijheid verstevigd moet worden om vervolgens te zeggen dat de NPO moet worden afgeschaft en daarna ook nog aan ‘de vrienden’ van de Volkskrant een veeg uit de pan geeft (Wilders: “Ik zou die krant zelfs nog gaan lezen”, waarop Kamervoorzitter Bosma aanvult: “Het moet niet gekker worden”)? Het is dan lastig over je eigen schaduw heen te springen, wat feitelijk toch al een lastige activiteit is, zeker als je dat wel van anderen verlangt, maar het zelf niet doet.

En wie durft er een sorry te eisen, terwijl ze zelf niet eens sorry zegt voor het bewust in de wereld brengen van leugens over de migratiecijfers van de zogenaamde nareizigers? Dit zijn toch ook geen voorbeelden waaruit enige vorm van inzicht in eigen functioneren blijkt, toch?

Andere indicatoren
De rubric kent ook nog de indicatoren schriftelijk communiceren’, ‘mondeling communiceren’ en ‘toepassing van het recht’. Op de schriftelijke communicatie valt in te brengen dat het rapport van Plassterk wel een hoog ChatGPT gehalte heeft. Als een van mijn studenten zo’n werkstuk zou hebben afgeleverd, zou ik het in ChatGPT ingebracht hebben met de vraag: “ChatGPT, heb jij dit geschreven?” Daarbij mis ik belangrijk informatie. Bij het aanvaarden door de Eerste Kamer van de Spreidingswet riep Wilders uit: “Nu hebben we een probleem”. Dat probleem wordt echter nergens besproken in het rapport.

Naast Yeşilgöz zuur noemen op X, was ook de non-verbale communicatie tijdens de mondelinge behandeling in de Tweede Kamer bedroevend. Afkeurende blikken, demonstratief ja-knikken en nee-schudden bij iemands verhaal, stiekem blikken van verstandhouding wisselen. Wat een theater.

Uiteraard is het voor de toepassing van het recht niet te begrijpen dat de partijen nog moesten onderhandelen over de democratische rechtsstaat en de grondrechten. Alsof je over een onsje meer of minder democratie of grondrechten kunt spreken. Dat was ook een gruwel voor prof. mr. Kummeling (ik heb nog werkgroepen bestuursrecht bij hem gevolgd), de voorzitter van de speciaal ter versterking van de democratie en de grondrechten ingestelde Commissie Rechtstaat. De democratische rechtsstaat en grondrechten zijn een gegeven, stelde hij. Dus: ook voor deze indicatoren geen positief nieuws.

Het proces
Het begon allemaal met de voorbarige mededeling van Yeşilgöz dat haar partij, de VVD, een mogelijke coalitie slechts zou gedogen. Daarmee was ze de partij van Omtzigt voor. De balende Omtzigt wilde ook slechts gedogen. Maar twee gedogende partijen zou onwenselijk zijn. Vervolgens kon Omtzigt slechts proberen dat procesmatig te veranderen. Dat lukte toen Plassterk treuzelde met het verstrekken van tegenvallende, maar bij eenieder bekende, financiële gegevens. Dat was de aanleiding om vroegtijdig de onderhandelingen te verlaten met de mededeling dat het zo niet zou werken en dat slechts gedogen door de NSC mogelijk zou zijn. Daarmee werd Yeşilgöz voor het blok gezet. Nu kon zij niet meer gedogen.

Op 10 januari jl. bleek overigens al dat partijen er, wat betreft de toezeggingen van Wilders de grondwet te respecteren, uit waren. Dus eigenlijk was toen al de opdracht vervuld en hadden partijen een en ander kunnen terugkoppelen aan de opdrachtgever, de Tweede Kamer. Maar Plassterk, die erg verliefd lijkt op de camera en graag in het middelpunt van de belangstelling lijkt te willen staan, legde zijn opdracht zo uit dat hij tot 1 februari zou mogen doorgaan. Waarom? Het betekende alleen tijdverlies.

Het plotse vertrek van Omtzigt verdiende niet de schoonheidsprijs. Het betekent naar mijn idee slechts dat de onderlinge communicatie ver te wensen overliet. Anders gebeurt dat niet. Omtzigt had al eerder aangekondigd dat hij niet verder wilde. Het is dan ook een beetje huichelachtig dat de anderen hem het stoppen met het overleg kwalijk namen. Ze wisten dat hij niet door wilde. Alleen het moment waarop verraste. Dat je vervolgens de dag na het vertrek van Omtzigt wel voor het eerst journalisten toelaat om foto’s te maken met daarbij extra aandacht voor de lege stoel van Omtzigt getuigt toch van pesterijtjes. Omtzigt als zonnebok presenteren. Ik zou zeggen: kleingeestig.

Bijzonder ook is dat drie partijleiders aangeven dat ze Omtzigt niet begrijpen. Ze zouden graag uitleg willen. Als vervolgens Omtzigt in de Tweede Kamer uitleg geeft, valt het op dat die drie partijleiders echter geen enkele vraag aan Omtzigt stellen. Waarom niet? Het was toch onduidelijk waarom Omtzigt zo plotseling, naar hun mening, het overleg verliet? Kortom: het proces verdient ook al geen schoonheidsprijs.

Eindoordeel
Helaas moet ik voor de onderdelen ‘professioneel handelen’ en ‘reflecterende professional’ een duidelijk onvoldoende resultaat toekennen. Dat geldt ook voor ‘mondeling communiceren’ en ‘toepassing van het recht’. Het kan daarmee al niet meer dan een vier worden. Dus een dikke onvoldoende. Het is jammer dat zo’n slecht proces een voorbeeld is voor onze jongeren. Hopelijk zien zij dit als een voorbeeld van hoe het juist niet moet. Hopelijk kan ook de nieuwe informateur, Kim Putters, hen wel wat respectvolle omgangsvormen bijbrengen. Ik heb daar alle vertrouwen in. Hopelijk geeft hij hun, zoals blijkt uit zijn boek Het Einde van de BV-Nederland, ook nog wat inhoudelijke tips mee. Denk in welvaart, vanuit de burger en wees een betrouwbare overheid. Dan wordt het misschien nog iets.

Punt. Of had jij nog wat?

Meer lezen?