Als zoon van een voormalig Nederlands kampioen judo, was het voor Stan van Riel niet gek dat ook hij bij de sport uitkwam. Of het een gevalletje ‘zo vader zo zoon’ is moet nog blijken, maar de eerstejaarsstudent Commerciële Economie in Den Bosch is in ieder geval goed op weg met een plek bij TeamNL.
Het is niet zo dat Stan vanaf zijn jeugd geobsedeerd was door judo, waar zijn vader Dick in 1982 Nederlands kampioen in werd. Als kind vond hij de sport heus wel leuk, maar de Avansstudent voetbalde ook graag op het plein. Nadat hij een keer met zijn vader meeging naar de plaatselijke judovereniging, raakte hij echter meteen verknocht aan de fysieke sport. ‘’Al bij de eerste keer was ik gelijk beter dan de rest, dat maakte het zo leuk’’, vertelt hij.
Toen Stan op zijn twaalfde meedeed aan een toernooi voor judoka’s onder de vijftien jaar en daar net niet de derde prijs behaalde, kreeg hij in de gaten dat hij talent had. ‘’Op die leeftijd daar al meedoen, komt maar weinig voor’’, zegt hij trots. Inmiddels komt hij uit voor Judoclub Berlicum en TeamNL. Daar kan hij op zijn 21ste, over drie jaar, een contract verdienen. ‘’Dan ga je intern wonen op trainingscomplex Papendal en krijg je een persoonlijke trainer. Je hebt dan ook meer internationale toernooien.’’
Wat is er zo leuk aan judo?
”Het fysieke contact en het gevoel dat je hebt wanneer je iemand op zijn rug kan leggen na een worp. Dat is vergelijkbaar met het scoren van een goal bij voetbal. Het is de euforie dat je hebt gewonnen en je tegenstander hebt verslagen. Nu ik op hoger niveau judo, is het ook leuk dat je harde werken en discipline wordt beloond. Ik moet er dingen voor laten, maar dat betaalt zich nu uit.’’
Wat voor dingen moet je dan laten voor je sport?
‘’Als onze vriendengroep in het weekend naar feestjes gaat of op donderdag naar de stad, kan ik niet altijd mee omdat ik de dag erna toernooien heb of moet trainen. Af en toe vind ik dat moeilijk, als ik daarna filmpjes zie of verhalen lees over hun avond. En als ik moet afvallen en niet mag snoepen, vind ik dat ook lastig. Dan zie ik de weegschaal even als mijn vijand. Maar, veel mensen kunnen uitgaan in een club. En niet iedereen kan doen wat ik doe, denk ik dan altijd.’’
Wat zijn je hoogtepunten tot nu toe?
‘’Toen ik met TeamNL op trainingskamp was in Italië met mooi weer en zag hoeveel nationaliteiten daar dan waren, was heel vet. Mijn coach zegt op die momenten ook tegen me dat ik me daar even bewust van moet zijn. Maar als ik aan hoogtepunten denk, noem ik als eerste dat ik mijn havo in vijf jaar heb afgemaakt. Daar ben ik trots op, zeker gezien het drukke schema dat ik had met judo erbij. Ook ben ik mantelzorger voor mijn opa. Hij is moeilijk ter been, ik doe de boodschappen. Het gaat voor mij niet alleen om judo. Ik train natuurlijk keihard, maar ik vind ook dat er andere belangrijke dingen zijn.’’
Wat zijn mindere periodes geweest in je carrière?
‘’Corona was een dieptepunt op het gebied van judo, de sport werd hard geraakt. Toen je weer mocht sporten, was voetbal zo weer opgestart. Judo niet. Voor wedstrijden heb je veel te maken met Japanse judoka’s, daar komen er veel vandaan, maar zij hadden andere regels en Japanse judoka’s mochten lang niet komen. Daardoor kreeg ik zelf ook minder zin om te trainen en werd het lastig om mezelf op te laden. Tot ik dacht: ‘als zij niet kunnen trainen en ik dat nu wel doe, loop ik straks voor op de rest’. Dat hielp. De eerste wedstrijd die ik had na corona weet ik nog. Iedereen was hyped en in tien seconden gooide ik mijn tegenstander van de mat.’’
Hoe staat het met de populariteit van judo?
‘’Lang zei de judobond dat het een sport was die goed was voor je veiligheidsgevoel, dat je er voor jezelf leert opkomen en dat het een lieve sport is. Mensen vonden het een sport voor watjes, maar het is ook een vechtsport waarbij je hard moet zijn. Net als bij boxen. Met hulp van sociale media verandert dat imago en wordt de sport steeds groter, merk ik.’’
Je zegt dat judo een harde sport kan zijn. Hoe zit dat bij jou?
‘’Ik doe het voor 60 procent op kracht en 40 procent op techniek. Ik ben altijd al sterk geweest. Maar het ‘judogevoel’, zoals mijn trainer het noemt en waardoor je aanvoelt welke worp je wanneer kunt doen, moet je wel hebben. En dat heb ik. Ik speel met een Japanse stijl. Dat betekent dat ik een tegenstander eerst uit balans breng en hem op dat moment werp. Dat doe ik dan vooral met heup- en beenworpen. Die stijl had mijn vader ook, daarmee groeide ik op. Mijn vader zei altijd dat hij tot mijn achttiende van me zou winnen. Maar dat gaf hij een half jaar voor ik achttien werd op.’’
Waar train je momenteel voor?
‘’Dit seizoen is bijna voorbij, dus ik werk toe naar het volgende seizoen. Dan zijn er European Cups. Als je daar prijzen pakt, mag je naar het EK. Mijn kansen daarvoor acht ik redelijk reëel. Er zit een andere Nederlander in de poule die ook goed is, dus het ligt eraan wie zijn dag heeft.’’
Punt. Of had jij nog wat?