Terug naar overzicht

Avansstudenten gaan samen met verschillende nationaliteiten een eigen ministerie vormen

Een week lang met studenten uit New York, Kopenhagen en Toronto een fictief beleid schrijven? Dat is precies wat tweedejaarsstudenten Ondernemerschap & Retail Management (ORM) Collin Drost, Sil Kivit, Sophie Blanc en Sara Langerak komende week gaan doen. Maar zomaar je groepsgenoot uit New York om 10:00 ‘s ochtends inbellen gaat niet. 

Het project
De ORM-studenten moeten voor een nieuw project een eigen beleid voor een fictief ministerie schrijven. In totaal hebben ze daar vijf dagen de tijd voor. Dit doen ze samen met studenten van de universiteiten Dania Academy uit Kopenhagen, St. Johns University uit New York en University of Guelph-Humber uit Toronto. 

Aanleiding voor het project zijn de verkiezingen in de Verenigde Staten. Maar veel kennis hierover hadden de studenten nog niet. “Ik hou me er normaal nooit mee bezig’’, zegt Collin. “Dus er zijn best veel dingen die ik niet weet.’’ Buiten de filmpjes op TikTok en de namen van de kandidaten, wist Sophie er ook niet zoveel van. “Maar nu ik er mee bezig ben, ben ik toch wel benieuwd wie er gaat winnen”, zegt ze op de dag van presidentsverkiezingen.

Mede door de verkiezingen moeten de studenten leren om in scenario’s te denken. Zo is een van de vragen waar ze over na moeten denken: ‘Welke gevolgen heeft de winst van Harris of van Trump voor ons fictieve beleid?’ Het beleid dat de leerlingen gaan schrijven is voor het fictieve land ‘Atlantis’. Daarvoor moeten zij de verkiezingssentimenten in hun land van herkomst analyseren via social media. “Dan zullen ze zien dat de winst van Trump voor ons land iets heel anders gaat betekenen dan voor Denemarken”, vertelt ORM-docente Miriam Braak. Op basis van al die research schrijven zij voor een ministerie van Atlantis een beleid, waarbij ze nadenken over de nationale en internationale belangen voor hun ministerie. Sara en de studenten van haar groepje hebben gekozen voor het ministerie Justice and Culture.

Internationale samenwerking
De groepjes bestaan in totaal uit vijf à zes studenten van verschillende nationaliteiten. Voor de studenten is het de eerste keer dat ze internationaal samenwerken. Afgelopen maandag hebben ze elkaar – via Teams – voor het eerst ontmoet. Zo hebben Collin en Sophie een groepsgenoot uit Toronto en werkt Sara samen met studenten uit New York. “Maandag hebben we een workshop gehad over de verschillende culturen”, vertelt Collin. “Vervolgens moesten we daar een presentatie over maken”, voegt Sara daaraan toe. “Iedereen werd ingedeeld in een groep en gekoppeld aan een land. Vervolgens moesten we onderzoeken welke normen en waarden dat land heeft op het gebied van business doen’’, zegt Sil.

Collin Drost, Sil Kivit, Sophie Blanc en Sara Langerak

Dat er verschillen zijn, merkte de studenten al vanaf de eerste kennismaking. Sophie: “Collin en ik zitten met één Canadese en iemand anders. Van die andere persoon hebben we nog niks gehoord. Het Canadese meisje is wel heel aardig, maar je merkt wel dat het echt vanuit ons moet komen.” Sil merkt dat zij als Nederlanders een stuk pro-actiever zijn, in vergelijking met andere landen. 

Buiten de cultuurverschillen moeten ze ook rekening houden met de tijdzones. Sara: “Het is wel lastig, want als het hier 12 uur ’s middags is, is het bij hen pas zeven uur ‘s ochtends. Daarnaast kan je alleen online met elkaar communiceren, dus het is wel zoeken.” Sil hoeft gelukkig geen rekening te houden met de tijdzones. Twee van zijn groepsgenoten komen uit Denemarken. 

Uitdagingen
Niet alleen voor de studenten is het internationaal samenwerken iets nieuws. “Het is de eerste keer dat we dit doen, zowel voor ons als voor de andere scholen’’, vertelt Braak. Of dit project een plekje krijgt in het vaste curriculum, is dus nog de vraag. Het project maakt deel uit van een zogeheten COIL (Collaborative Online International Learning), een innovatieve onderwijsvorm waarin studenten via digitale technologie samenwerken met leeftijdsgenoten uit verschillende landen en disciplines. Het doel: hun interculturele competenties vergroten en hen voorbereiden op een geglobaliseerde arbeidsmarkt. 

Dat brengt een aantal uitdagingen met zich mee. “Een daarvan is de beschikbaarheid in de vorm van samenwerken met andere nationaliteiten’’, vertelt docent Maxim Verdaasdonk “De Denen hebben bijvoorbeeld veel kortere werkdagen en vinden tijd samen belangrijker dan tijd op hun werk. Dat is natuurlijk heel anders dan de Amerikanen, die niet eens vakantiedagen hebben in hun cao.” Daarnaast zit er ook een reflectief component aan het project volgens de docent. “Je kijk op de wereld verandert als je over een centraal onderwerp denkt vanuit verschillende culturen en nationaliteiten.”

En dat is ook het voornaamste doel van het project: het opdoen van ervaring met internationale samenwerking. Volgens Braak en Verdaasdonk is het een geslaagd project als de student zich realiseert dat er nog meer perspectieven zijn, buiten de kijk die zij op de wereld hebben.

Punt. Of had jij nog wat?

Meer lezen?