Een op de zes studenten aan de Hogeschool Rotterdam heeft een (stief)ouder, broer, zus of partner die te maken heeft met verslavingsproblemen, blijkt uit promotieonderzoek.
Voor haar proefschrift ‘Please, see me’: the impact of addiction problems of relatives on young adult family members analyseerde onderzoeker Dorine van Namen de gegevens van 5.600 Rotterdamse hbo-studenten: 16 procent van heeft een naaste met verslavingsproblematiek.
Van deze groep heeft zij dertig studenten drie jaar lang gevolgd. Zij ervaren ernstige stress, wat studeren soms lastig maakt. Dorine van Namen werkt aan de Hogeschool Rotterdam en promoveerde vorige maand in Maastricht.
Om hoeveel studenten in Nederland gaat het eigenlijk?
“Ik denk dat de cijfers in Rotterdam niet heel anders zijn dan in de rest van Nederland. Het is een probleem dat voorkomt in alle rangen en standen. Daarom vermoed ik dat de 16 procent landelijk representatief zal zijn. Natuurlijk weten we dit pas zeker als andere hogescholen en universiteiten dit soort metingen ook gaan doen.”
Wat maken deze studenten mee?
“Bijna altijd psychisch geweld, zoals beledigen en vernederen. Zo kregen ze te horen dat ze nergens toe in staat waren of werden ze bestempeld als ‘loser’. Een flink deel sprak ook over fysiek geweld. Denk aan schoppen, slaan, sigaretten op het lichaam uitdrukken. Een aantal van hen heeft meegemaakt dat hun familielid overleed als gevolg van de verslaving.”
“Veel van deze studenten hadden ook zorgtaken. Ze moesten bijvoorbeeld het huishouden doen of zorgen voor broertjes en zusjes. En wanneer bijvoorbeeld hun ouder of partner onder invloed was van alcohol of andere middelen, moesten zij die soms naar bed brengen of in bad doen.”
Wat voor gevolgen had dit voor hun studie?
“Op individueel niveau zie je grote verschillen, maar over het algemeen lopen deze studenten iets vaker studievertraging op. De grootste hobbel zat vaak bij het afstuderen. De studenten relateerden dit vaak aan alle beledigingen en vernederingen die ze heel hun leven hadden doorstaan. Hierdoor konden zij zich nauwelijks voorstellen dat ze in staat zouden zijn hun studie succesvol af te ronden. Ik zag regelmatig dat hun faalangst het studeren erg beïnvloedde.”
“Maar er zijn ook studenten die er juist motivatie aan ontlenen. Die denken: mijn leven zal anders lopen. Ik zorg ervoor dat ik slaag, want ik wil een beter leven voor mezelf creëren. Deze studenten studeren vaak nominaal af. Je kan er dus niet één sticker op plakken.”
Hoe kunnen onderwijsinstellingen deze studenten steunen?
“Studenten vertelden vaak dat gewoon praten over hun ervaringen heel erg kon helpen. Zeker wanneer daar geen oordeel of ongevraagd advies bij kwam. Als er problemen zijn rond het afstuderen, kunnen docenten oog hebben voor de sociale context van de studieproblemen en het gesprek met de student aangaan en hen eventueel verwijzen naar passende ondersteuning.”
“Niet iedereen wil er over praten. Sommige studenten weten niet eens dat dit vaker voorkomt. Die voelen zich eenzaam, omdat er nooit over gepraat wordt. Het kan hen helpen om te weten dat ze niet de enige zijn.”
Punt. Of had jij nog wat?