John Lousberg, docent aan de Juridische Hogeschool, werd eind vorig jaar verkozen tot Docent van het Jaar. In zijn columns voor Punt schrijft hij over wat hem bezighoudt.
Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen. Met de clou van mijn verhaal: dit is een vurig pleidooi voor een vak kritisch denken. Maar waarom?
Inleiding
In onze opleiding bestaan er op dit moment geen vakken meer. Was ik eerder nog vakdocent arbeidsrecht en privacyrecht: die titel ben ik helaas kwijt. Iedere docent, zo is het principe, kan nu elke opdracht van de student begeleiden in de vorm van coaching. Heb je geen verstand van de inhoud, coachen kun je altijd. Maar als de student geen antwoorden verwacht op het terrein van het kritisch denken, zal hij er ook nooit een vraag over stellen of zelfs kunnen stellen. Een coach die niet bekend is met de theorie rond kritisch denken, zal de student ook niet uitdagen daarover vragen te stellen.
De waarom vraag of meer
Iedereen kan inderdaad de student leren de waaromvraag te stellen. Iedereen kan de student ook leren die vraag vijf keer achter elkaar te stellen. Dan zal de student wel het probleem of de aanleiding doorgronden. Je past dan het trucje toe. Maar of dat een teken is dat de natuurlijke nieuwsgierigheid aanwezig is, waag ik ernstig te betwijfelen. Zeker als je het trucje alleen toepast om later in de rubric aan te tonen als bewijs (lees: controle) dat je het trucje hebt toegepast. Voor een goed begrip van kritisch denken is het echter ook nodig om bepaalde structuren en patronen in ons denken en argumenteren te herkennen. Denk daarbij aan het “fast and slow thinking” zoals Kahneman dat omschreven heeft.
Toevalligheid
Nu er geen vak kritisch denken meer bestaat, is het dus aan het toeval overgelaten of de student een coach treft die die student iets meer kan uitdagen en leren over die specifieke structuren en patronen in kritisch denken.
Voorbeelden
In de afgelopen periode zijn we toch enkele voorbeelden tegengekomen waarbij een goed begrip van denkfouten en bias van belang zouden zijn geweest. Zeker voor de juridische opleiding waar ik deel van uitmaak. Ik zal hierna enkele voorbeelden de revue laten passeren.
Framing
Ten eerste framing. Bij framing probeert de ene partij door een bepaalde woordkeuze de andere partij op de gewenste manier naar een situatie te laten kijken. In verkiezingstijd stelde bijvoorbeeld de BoerBurgerBeweging (BBB) dat zij het eerlijke verhaal over de veehouderij vertelde. Het is een en al blijdschap in die veehouderij, aldus de BBB. Als je het maar vaak genoeg herhaalt, ga je het nog geloven ook. Maar het ware verhaal is dat we dagelijks 1,5 miljoen kippen, 45.000 varkens en 5.000 koeien slachten, dat kippen in korte tijd worden vetgemest tot plofkippen, dat staarten van varkens worden afgebrand, dat kalfjes van hun moeders worden gescheiden. Twee derde deel van de slacht is voor de export. Onze veestapel gebruikt meer voedsel dan dat hij oplevert. Volgens Dier&Recht worden op zo’n 300 boerenbedrijven dieren structureel, zonder dat daar afdoende tegen wordt opgetreden, mishandeld.
Voor juristen is het belangrijk om framing goed te gebruiken of te doorzien in hun rechtspraktijk. Zij dienen namelijk het standpunt van hun klant naar voren te brengen. Je probeert de andere partij of de rechter te overtuigen. Framing kun je daar als jurist goed bij inzetten.
Tunnelvisie (confirmation bias)
Studenten hebben onlangs ondervonden bij de invoering van de onderwijsvernieuwing bij onze hogeschool dat in het geval je je enkel op de stip op de horizon richt en omringt met gelijkgestemden dat je in een soort van scoringsdrift voorbij gaat aan mogelijke andere, beter passende onderwijsoplossingen. Gelukkig riepen onze studenten ons met een petitie tot de orde.
Vooral in het strafrecht, waarbij je misschien als Openbaar Ministerie wil dat de verdachte ook de dader is, kun je in de valkuil van de tunnelvisie stappen. Terwijl we ook juist in die juridische wereld het principe van ‘de advocaat van de duivel’ kennen, de persoon die juist erop gericht is de andere kant van het verhaal naar voren te brengen. Daarbij leren onze studenten bij groepsprocessen ook de Belbin-rollen te gebruiken. De rol van de monitor, diegene die zorgt voor de kritische visie, hoort daar uitdrukkelijk bij.
Wederkerigheidsprincipe
Robert Cialdini schreef er uitgebreid over: de hardnekkigheid van de werking van het wederkerigheidsprincipe. Als je de ander een voordeeltje gunt, dan zal die ander, mogelijk onbewust, jou ook een voordeeltje gunnen. Het zit zo diep in ons, omdat het in de tijd dat we nog in grotten leefden de enige mogelijkheid was om te overleven: het delen van voedsel. Managers kunnen het principe gebruiken bij weerstanden, petities of verzet. Je nodigt de betreffende personen uit voor een gesprek, geeft aan dat er fouten zijn gemaakt, verdeelt eventueel cadeautjes uit en de weerstand verdwijnt zienderogen. Juristen kunnen het wederkerigheidsprincipe goed gebruiken bij onderhandelingen: als de een iets toegeeft, verwacht je van de ander ook dat die iets toegeeft. En die ander voelt dat net zo.
Pleidooi
Terugkomend op mijn vurig pleidooi: om nu alle studenten op gelijke wijze te kunnen laten kennismaken met kritisch denken, met framing, tunnelvisie of wederkerigheid, zonder daarbij afhankelijk te zijn van de toevallige kennis en/of interesse van de coach, hebben studenten recht op gelijke wijze kennis te krijgen van dit vak en de vaardigheid te leren valkuilen te doorzien. Dan heb ik het niet eens gehad over de noodzaak weerbaar te zijn bij het doorgronden van nepnieuws. Ook daar is kritisch denken van onmisbare waarde. Alleen: ik heb het niet meer voor het zeggen in de onderwijsvernieuwing, ik ben niet meer aan zet. Beste studenten: jullie zijn aan zet!
Punt. Of had jij nog wat?