Terug naar overzicht

Minister wil meer invloed op internationalisering

Robbert Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Beeld: ©RVD – Valerie Kuypers en Martijn Beekman

Met een combinatie van wetten en afspraken wil minister Dijkgraaf de toestroom van buitenlandse studenten in goede banen leiden, zei hij dinsdag in de Tweede Kamer. Bovendien wil hij zelf meer aan de knoppen zitten.

Dinsdagavond sprak de Tweede Kamer over de vele internationale studenten aan de Nederlandse universiteiten. Hoe kunnen we de groei beheersen, was de grote vraag. Alle partijen hebben daar zo hun eigen ideeën over.

Voor minister Dijkgraaf kwam het debat eigenlijk te vroeg. Hij heeft immers een brief over internationalisering in de pen. Aan de andere kant kon hij dit debat gebruiken om zijn plannen scherp te slijpen, voegde hij eraan toe. Daarom had hij het schrijven ook even op pauze gezet. De brief zou in februari komen, maar dat wordt waarschijnlijk medio maart.

Toch wilde hij al wel van alles zeggen. De minister schetste de grote lijnen en gaf ook een inkijkje in zijn dilemma’s. De grootste vraag is volgens hem “of er niet een meer centrale regie moet zijn”.

Noodrem
Want natuurlijk moeten er wetten en regels komen voor de ‘capaciteitsbeheersing’ op het niveau van opleidingen. Daar is volgens hem iedereen het mee eens. Dijkgraaf wil het bijvoorbeeld mogelijk maken dat opleidingen twee trajecten krijgen: een Nederlandstalig en anderstalig traject. Op dat laatste traject kun je dan een numerus fixus zetten. Zo kunnen opleidingen toegankelijk blijven voor Nederlandse studenten en kunnen ze tegelijkertijd de instroom van buitenlandse studenten beheersen. Verder moet er een noodrem komen voor opleidingen die plotseling overspoeld worden met aanmeldingen van buiten Europa.

Maar hoe zorg je dat de werving in goede banen wordt geleid? Voor je het weet vinden alle opleidingen en alle instellingen zichzelf een uitzondering: dan gaan ze allemaal hun eigen gang en gebeurt er nog steeds te weinig. Daar waarschuwde Peter Kwint (SP) voor.

Dat erkende Dijkgraaf. Vandaar die ‘centrale regie’ waar hij over nadenkt. “Wie gaat er uiteindelijk over hoe de uitzonderingen worden gemaakt en wat de stand van de knoppen is?”, vroeg hij aan de Kamerleden. “Het is natuurlijk heel begrijpelijk en legitiem dat instellingen vooral zichzelf in hun eigen unieke positie zien, maar we praten hier over de houdbaarheid van het stelsel en niet over de houdbaarheid van de individuele opleiding of instelling.”

Plussen en minnen
Er zitten nu eenmaal plussen en minnen aan internationalisering, meent Dijkgraaf. “Heel simpel gezegd zou onze strategie moeten zijn om de plussen zo groot mogelijk en de minnen zo klein mogelijk te maken.” Hij streeft naar een beheerste instroom van buitenlandse studenten in verband met arbeidsmarkttekorten, waarbij hij ook oog wil hebben voor de krimpregio’s. “En daarnaast – dat is heel belangrijk en dat onderschrijf ik ook – het behoud van Nederlands als taal van onderwijs en wetenschap.”

De Kamerleden hadden toen hun standpunten al uit de doeken gedaan omtrent internationalisering. Harm Beertema (PVV) herhaalde zijn pleidooi om bacheloropleidingen weer Nederlandstalig te maken, “op verantwoorde uitzonderingen na, met daarbij de aantekening dat buitenlandse studenten dan nog steeds welkom zijn”. Een vergelijkbaar geluid lieten SP, CDA, SGP, JA21 en Omtzigt horen.

Aan de andere kant van het spectrum staat D66. “Het zal geen verassing zijn dat D66 internationalisering een kans vindt”, zei Kamerlid (en oud-topvoetballer) Jeanet van der Laan. “Onze wetenschap doet het hartstikke goed. Om even in mijn voetbaltermen te blijven: we spelen Champions League. Ik zou graag zien dat we aangesloten blijven bij de internationale top. We zijn geen eiland.” 

Maar ook D66 ziet knelpunten, zoals studentenhuisvesting. Van der Laan noemde ook de bekostiging van universiteiten: “Het is wel rot om te zeggen, maar internationale studenten leveren ook geld op. Dat is een ongemakkelijke prikkel. Daar zou het niet om moeten gaan.”

Prikkels
Dijkgraaf nam het allemaal serieus en beloofde er dieper op in te gaan. “Het is volgens mij ook heel belangrijk, wat velen van u hier hebben gezegd, om nog eens goed te kijken naar de prikkels in de bekostiging”, erkende hij. Maar hij waarschuwde ook “dat iedere prikkel begint met de beste bedoelingen en uiteindelijk eindigt als perverse prikkel”. 

Bovendien zijn er altijd verschillende perspectieven. “Vandaag kijken we naar bekostiging door de lens van internationale studenten, maar misschien bekijken we op een andere dag diezelfde bekostiging door de lens van krimp in de regio of de aansluiting op de arbeidsmarkt”, schetste hij. “Er zijn meerdere perspectieven en die moeten gewoon bij elkaar komen.”

Wetswijzigingen om het beleid te ondersteunen? Die kunnen er inderdaad komen, maar dat duurt dan nog even. Dijkgraaf overweegt het wetsvoorstel Taal en toegankelijkheid, dat hij eerder in de ijskast zette, als tussenstap te gebruiken. Dat voorstel geeft opleidingen de mogelijkheid van een numerus fixus voor niet-Nederlandstalige trajecten. Een van de problemen: die numerus fixus zou volgens dat wetsvoorstel een tijdelijke maatregel moeten zijn.

Toekomst
De minister puzzelt nog even door. In maart komt hij dus met zijn visie op internationalisering en voor de zomer volgt een grote ‘toekomstverkenning’, waarin het ook over de bekostiging gaat. Pas na de zomer komt hij met een ‘beleidsreactie’ op die verkenning.

Punt. Of had jij nog wat?

Meer lezen?