Terug naar overzicht

Austine Were: ‘Jongens spiegelen zich aan hun vader, maar ik weet niet wie mijn vader is’

Op welke manier beïnvloedt afkomst je levensloop? Dat zoeken we uit in een serie interviews waarin Avansstudenten met een migrantenachtergrond centraal staan. Social-Work-student Austine Were: “Als mijn moeder kookte, deed ze dat voor een heel elftal.”

“Ik lijk veel op mijn moeder”, zegt de Keniaanse Austine. Zijn moeder Pamela kwam voor een hardloopwedstrijd naar Nederland. Daar werd ze verliefd op de Nederlandse John, waarmee ze hertrouwde. Samen met Austine en zijn zusje verhuisde Pamela naar Nederland, om bij John in te trekken. Met haar nieuwe man kreeg ze nog een kind, Austine’s halfbroertje Victor.

Je ouders zijn gescheiden. Je biologische vader woont nog steeds in Kenia. Hebben jullie veel contact?
“Helemaal niet zelfs. Mijn vader verliet ons voor een andere vrouw. Ik was heel jong. Ik heb hem al dertien jaar niet gezien.”

Ben je boos op je vader?
“Nee. Nou, soms misschien. Ik weet het niet. Ik heb in ieder geval veel vragen.”

Zoals?
“Of hij ooit nog aan ons denkt. Heeft hij spijt van zijn besluit om ons halsoverkop te verlaten? Mist hij mijn zusje en mij? Is hij benieuwd naar me? Wat voor man is hij eigenlijk? Die laatste vraag houdt me sinds mijn pubertijd bezig. Jongens spiegelen zich aan hun vader, maar ik weet niet eens wie mijn vader is.”

Kan je hem niet proberen te vinden?
“Ik ben sinds onze verhuizing naar Nederland nog niet teruggeweest. Het plan is om dat komende zomer te doen. Enerzijds zou ik mijn vader dan ook wel willen opzoeken, anderzijds weet ik dat ik mijn moeder er pijn mee zou doen. Die heeft liever dat we geen contact met hem zoeken. Maar uiteindelijk blijft hij wel mijn vader. Ik weet nu niet of hij nog leeft.”

Hoe is de relatie met je moeder?
“Mijn moeder is de belangrijkste vrouw in mijn leven. Ze is een onverbeterlijke optimist, die altijd ondanks alles positief blijft en hoop houdt. Ze heeft ook veel inlevingsvermogen. Ik heb dat van haar overgenomen, al is zij nog veel empatischer dan ik.”

Waarom koos je voor de studie Social Work?
“Eigenlijk wilde ik een sportopleiding doen, maar mijn zwemniveau was niet toereikend. Toen viel de keuze op Social Work. Ik zit nu pas in mijn eerste jaar, maar ik heb geen spijt. Ik ben nog geen één keer met tegenzin naar een college geweest. Je hebt veel inlevingsvermogen nodig voor een baan in deze sector. Dat zit bij mij wel goed geloof ik.”

Wanneer voel jij je Keniaans?
“Ik probeer altijd nederig te zijn. Respect, hoffelijkheid, bescheidenheid, het zijn allemaal belangrijke eigenschappen in Kenia. In Nederland word je al snel als onderdanig gezien als je je zo opstelt.”

Hoe komt dat denk je?
“Nederlanders zijn toerechttoe rechtaan-types. Gewoon in your face eerlijk. Gereserveerdheid en hoffelijkheid worden daardoor wel sneller gezien als tekenen van zwakte.”

Vond je het moeilijk om naar Nederland te verhuizen?
“Toen wel, ineens was het koud en moest ik een jas aan. Maar nu weet ik niet beter. Ik heb in ieder geval niet echt heimwee naar Kenia. Ja, misschien naar het weer, maar verder niet. Ik wen snel aan een nieuwe omgeving. Ik zou overal kunnen wonen.”

Hoe was het leven in Kenia?
“Ik herinner me dat we altijd omringd waren door vrienden en familie. Als mijn moeder kookte, was dat voor een heel elftal. Er aten soms ooms, tantes of vrienden mee. Het was er in elk geval nooit saai.

Het is makkelijk om negatieve ervaringen te vergeten, daar ben ik me bewust van. Die waren er zeker ook. Het was niet alleen maar fijn. Maar ik heb veel warme herinneringen aan mijn Keniaanse jeugd.

De omgang tussen leerlingen en docenten is daar ook anders. In Kenia is het normaal om af en toe een pak slaag te krijgen van een docent. Als de voltallige klas een onvoldoende haalde, moesten we een bamboestok halen voor de meester of juf. Die gaf dan alle kinderen een tik met dat ding. Jongens op de billen, meisjes op de handen. Met de jongens uit mijn klas hebben we ooit bedacht dat we op de dag van de toetsuitslagen twee broeken aan moesten trekken. Zo deden de bamboeslagen minder pijn. En tegen je ouders vertelde je niets over onvoldoendes, anders kreeg je thuis ook nog een tik. Ik moet er nu altijd om lachen.”

Wat vind je van het contact tussen docenten en studenten in Nederland?
“Heel open. Vrijwel alles is bespreekbaar en we spreken docenten niet met ‘u’ aan. Ik vind studenten een beetje brutaal. Respect is in Kenia heel belangrijk, zeker voor mensen die ouder zijn.”

Krijg je weleens te maken met racisme?
“Ik hou niet van gedoe, daarom vermijd ik confrontaties meestal. In Nederland worden opmerkingen over huidskleur onder het mom van humor gemaakt. Meestal negeer ik het als dat gebeurt, maar als het echt ver gaat, dan zeg ik er wat van.

Toch ben ik niet voortdurend met mijn afkomst bezig. Het is niet goed mensen in de eerste plaats te categoriseren op hun roots. Ik voel me vooral mens, daarna Keniaan en Nederlander.

Soms merk ik dat afkomst er wel toe doet en dat het je zelfs kan tegenwerken. Ik geef nu voetbaltraining, vroeger speelde ik zelf. Toeschouwers roepen weleens vervelende dingen. Natuurlijk doet dat pijn, maar mijn teamgenoten nemen het altijd voor me op.

Tussen donkere mensen is er altijd een gevoel van verbroedering. Omdat we in de westerse wereld in de minderheid leven. Als ik een donkere man of vrouw tegenkom, groeten we elkaar daarom bijna automatisch. In het Engels noemen we elkaar brother. We zijn niet letterlijk broers, maar je deelt dezelfde ervaringen.”

Koningin Maxima zei: ‘De Nederlander bestaat niet’. Wat vind jij van die uitspraak?
“Ik ben het er volledig mee eens. Ik ben er trots op dat ik in een multiculturele samenleving woon. En ik voel me een wereldburger: ik ben Keniaans, Afrikaans, Nederlander én Europeaan.”

Punt. Of had jij nog wat?

Meer lezen?