Het was februari en ik zat op kantoor, waar eerst m’n stageplek was en nu m’n bijbaan. Ik had de ene niesbui na de andere en m’n ogen brandden en traanden zo erg dat m’n lenzen erdoor uitvielen. Liep ik door het kantoorpand op zoek naar een spiegel om m’n lenzen weer in te doen. Het was één grote waas door m’n oogsterkte -4 (noem het liever oogzwakte). Nee, deze klachten zijn geen verkoudheid, dacht ik nog. Dit leken typische hooikoortsklachten. Maar het was februari! Carnaval was nog niet eens begonnen en ik zat daar met een rood gezicht als reactie op de pollen die blijkbaar al in de lucht hingen. Rollend uit de winterdip zo in de armen van de hooikoorts. Top.
Maar die branderige ogen nam ik in februari maar al te graag voor lief. Ja, echt. Want hoe eerder alle grassoorten, berken en alle mogelijke pollen weer in de lucht hangen, hoe eerder het voorjaar is! Eindelijk niet meer ’s ochtends in het donker weg van huis en in de avond in het donker thuis. Eindelijk geen kou meer tijdens het wachten op de bus. Maar vooral: zon, warmte en terrasjes!
‘Hoe eerder alle grassoorten, berken en alle mogelijke pollen weer in de lucht hangen, hoe eerder het voorjaar is!’
Dus daar zit ik dan. Sinds de zomertijd is ingegaan laten m’n vriendinnen en ik geen kans aan ons voorbij gaan om een terrasje ‘te pakken’. Het ingaan van de zomertijd associëren we met zomeravonden. Maar de temperatuur die in deze tijd van het jaar in de avonden heerst, is absoluut niet te vergelijken met een zwoel zomerbriesje (eerder met een koel wintersportbriesje). Dus daar zitten we, met onze subtiele jasjes, shirtjes en dunne broeken. Heerlijk te koukleumen op het terras. Maar wát zijn we blij dat die sombere wintertijd erop zit en dat het zonnige voorjaar gestart is. Proost op meneer H!
Isabel Timmermans is derdejaarsstudent Communicatie in Breda
Punt. Of had jij nog wat?