Wat voor rol speelt afkomst in het leven van Avansstudenten? Anjuli Jhakry is tweedejaarsstudent Informatica. Haar moeder is Nederlands, haar vader Hindoestaans. “Ik dacht nooit na over mijn Hindoestaanse wortels.”
De ouders van Anjuli waren nog maar veertien toen ze verliefd op elkaar werden. Hij is Hindoestaans en kwam op zijn zesde naar Nederland. Zij is Nederlands en groeide op in een streng gereformeerd milieu. ”Dat waren echt twee totaal verschillende werelden”, zegt Anjuli. “De familie van mijn moeder moest er niets van hebben, maar ook aan mijn vaders kant was het een dingetje.” Toch zijn ze nu, zeker veertig jaar later, nog steeds samen. “Mijn ouders doen alles met elkaar. Ze spelen zelfs Pokémon Go samen.”
Hoe groeide je op?
“Ik woon al heel mijn leven in Rotterdam-Oost. Mijn basisschool was niet echt divers, mijn middelbare school wel. Echt een Rotterdamse school. Je had er alle nationaliteiten. Ik weet nog dat ik na mijn eerste schooldag in shock was door die mengelmoes van culturen. Ik had nog nooit zoveel kleuren mensen bij elkaar gezien! Ik vertelde er een beetje beduusd over aan mijn moeder. Die zei: maar Anjuli, je bent zelf ook niet honderd procent Nederlands, besef je dat wel? Ik wist dat natuurlijk, maar ik dacht nooit na over mijn Hindoestaanse wortels. Opeens werd ik me daar bewust van.”
‘Op school was ik heel stil en verlegen’
Wanneer voel jij je het meest Hindoestaans?
“Een typisch Nederlands feestje is een verjaardag waar iedereen in een kringetje zit. Dat is niet mijn ding. Ik hou van Hindoestaanse feesten. Die zijn lekker uitbundig en rumoerig. Iedereen danst en lacht. Verder vind ik familie heel belangrijk. Voor Surinamers gaat dat verder dan vader, moeder, broers en zussen. Iedereen telt mee, ook achterneven en nichten. Als kind spiegelde ik me aan mijn neefjes. We voetbalden altijd samen. Ik ben opgegroeid met veel mannelijke familieleden, ik heb nauwelijks nichtjes.”
Lees meer: “Fargonda Azizi: ‘Tegen mij zeiden ze: ‘Je bent te ambitieus”
Heb je een leuke kindertijd gehad?
“Zeker. Mijn familie is alles voor me. Ik voetbalde veel met mijn neven en broers. Ik was sowieso gek op voetbal, soms ging ik in mijn Feyenoord-kleding naar school. Op school was ik heel stil en verlegen. Ik maakte moeilijk vrienden.”
‘Als je iets wilt, moet je lawaai maken’
Hoe is dat nu?
“Ik ben nog steeds wel een vrouw die ‘jongensdingen’ leuk vindt. Maar ik ben nu trots op wat ik doe. Op een gegeven moment besloot ik dat het afgelopen moest zijn met die onzekerheid. Ik wilde niet meer over me heen laten lopen. Als je iets wilt, moet je lawaai maken, heb ik geleerd. Er moest voor mij een kantelpunt komen, maar dat is gebeurd.”
Wanneer kwam dat kantelpunt?
“Een paar jaar geleden werd ik lactose- en fructose-intolerant. Van iemand die nooit ziek was, werd ik iemand die voortdurend ziek in bed lag. Mijn immuunsysteem was volledig naar de knoppen. Opeens mocht ik heel veel producten uit de supermarkt niet meer eten, veel groente en fruit ook niet. Ik leerde hoe kwetsbaar je als mens eigenlijk bent. Vanaf toen werden mijn eigen behoeftes prioriteit, omdat ik letterlijk moest overleven. Ik doe nu wat goed voelt voor mij, de rest dealt er maar mee.”
Waarom ben je Informatica gaan studeren?
“Ik heb computers altijd interessant gevonden. Toen ik een jaar of vijftien was, bouwde ik al websites en vond ik het leuk om uit te zoeken hoe dingen werken. Eigenlijk was ik een soort undercover nerd, want ik vond het ook leuk om me op te maken en om uit te gaan. Ik doe sinds kort ook mijn best om andere vrouwen te enthousiasmeren voor IT. Het is zo leuk, maar vrouwen voelen zich vaak niet op hun gemak omdat het eigenlijk nog steeds een door mannen gedomineerde wereld is.”
Je maakt je sterk voor meer vrouwen in de IT. Waarom vind je dat belangrijk?
“Vrouwen hebben een andere kijk op dingen. In een divers team, van mannen én vrouwen heb je verschillende perspectieven en kun je betere oplossingen bedenken. Ik denk dat de drempel voor vrouwen lager wordt, als er meer rolmodellen zijn. Daarom vind ik het super belangrijk om andere vrouwen te steunen. Ik heb zelf heel veel gehad aan de steun van een vrouwelijke medestudent. Als ik haar niet had gehad, was ik misschien ook al afgehaakt. Ik zie het nu een beetje als mijn taak om vrouwen in de IT aan elkaar te verbinden. Vrouwen zouden het vaker voor elkaar moeten opnemen en elkaar moeten steunen. Alleen zo komen we verder.”
Punt. Of had jij nog wat?