Het kabinet besteedt miljoenen euro’s aan de doorstroom van mbo’ers naar het hbo. Toch gaat het niet zo slecht met mbo’ers die de sprong naar het hoger onderwijs wagen. De prestatieverschillen tussen mannen en vrouwen lijken soms belangrijker.
Behoorlijk veel mbo’ers willen doorstuderen in het hbo. Vorig jaar begonnen er 45 duizend havisten aan een hbo-opleiding, tegen 36 duizend mbo’ers. De route via het mbo is dus heel normaal.
© HOP. Bron: Vereniging Hogescholen.
En mbo’ers doen het ook helemaal niet slecht. De helft heeft na vijf jaar het hbo-diploma op zak, net als de helft van de havisten. Op die termijn van vijf jaar ontlopen de twee groepen elkaar weinig.
Toch krijgen de mbo’ers meer politieke aandacht. Het kabinet spendeert 33 miljoen euro per jaar aan de ‘naadloze’ aansluiting binnen het beroepsonderwijs en doet daar vanaf volgend jaar 17 miljoen euro bovenop. Want er mogen vooral geen ‘onnodige drempels’ worden opgeworpen.
Ook gaan mbo’ers langer de tijd krijgen om het hoger onderwijs uit te proberen. Ze hoeven hun basisbeurs en ov-studentenkaart niet terug te betalen, als ze in het eerste jaar van hun hbo-opleiding alsnog afhaken. Voor andere studenten is die proefperiode vijf maanden: ze krijgen tot 1 februari de tijd. (Wie wél doorgaat en verzuimt om binnen tien jaar een diploma te behalen, moet alles terugbetalen.)
Gelijke kansen bevorderen
Die speciale aanpak is bedoeld om gelijke kansen in het onderwijs te bevorderen. In Nederland worden leerlingen al op de basisschool voorgesorteerd voor vmbo, havo en vwo, met bijbehorende mogelijkheden. Dat is heel vroeg, en critici hebben hun twijfels: beroepsonderwijs is prima, maar krijgen kinderen wel het schooladvies dat bij hun talent past? Of spelen vooroordelen en bekrompen opvattingen een rol?
Daarom ligt de doorstroom van mbo’ers politiek gevoelig. Het leenstelsel bijvoorbeeld bleek mbo’ers af te schrikken. Eerder ging bijna 40 procent van de mbo’ers door naar het hbo, nu is dat slechts één op de drie. De vervolgvraag is natuurlijk: áls ze doorstuderen, maken ze dan genoeg kans?
Uitval
De overstap gaat niet altijd vlekkeloos. Mbo’ers vallen in de eerste jaren ongeveer twee keer zo vaak uit als havisten. In de coronajaren was het anders, maar normaal gesproken gooit zo’n 20 procent van de mbo’ers in het eerste hbo-jaar het bijltje erbij neer, tegen 12,5 procent van de havisten. Na drie jaar studie is dat opgelopen naar grofweg 28 procent (mbo’ers) en 14 procent (havisten).
De uitval is dus hoog, waarbij waarschijnlijk meespeelt dat mbo’ers al een diploma hebben waarmee ze de arbeidsmarkt op kunnen. In die zin hebben ze het hbo-diploma niet per se nodig. Maar de resterende groep studeert dus relatief snel: ondanks de hoge uitval zijn er na vijf jaar relatief evenveel havisten als mbo’ers geslaagd.
De verschillen tussen mannen en vrouwen lijken meer invloed te hebben dan de vooropleiding. Vrouwelijke mbo’ers doen op een termijn van acht jaar nauwelijks onder voor mannelijke havisten.
© HOP. Lichtingen: 2018 (uitval 1 jaar), 2016 (uitval 3 jaar en diploma 5 jaar) en 2013 (diploma 8 jaar).
Kortom, de studenten die uit het mbo komen, vallen sneller uit en daarna zijn ze behoorlijk succesvol. Wie de kansengelijkheid wil bevorderen, zou ook eens kunnen kijken naar het relatief lage studiesucces van mannelijke studenten.
Punt. Of had jij nog wat?