John Lousberg is docent aan de Juridische Hogeschool. In zijn columns voor Punt schrijft hij over wat hem bezighoudt.
Soms lees ik een kinderboek. Zo is de Harry Potter-reeks verschenen toen ik al de volwassen leeftijd had bereikt. En ik moet volgens Maarten van Rossem, zoals hij in een van zijn podcasts aanprees, het boek over Nils Holgersson en de ganzen nog lezen. Alleen op de wereld van Hector Malot moet ik ook nog eens een keer uitlezen. Dat boek las ik samen met mijn moeder, maar na een paar pagina’s waren we allebei aan het snikken. Zo zielig vonden we het verhaal van Remi. We zijn ermee gestopt. Maar over die boeken wil ik het nu niet hebben. Ik wil het hebben over een ander kinderboek: Het bromvliegeffect junior van Eva van den Broek en Tim den Heijer. Het is een boek over kritisch denken en denkfouten voor kinderen.
Vlieg in urinoirs
Het boek is met dezelfde titel ook verschenen voor volwassenen. De titel verwijst naar een sticker van een bromvlieg in de urinoirs van de herentoiletten op Schiphol. Als de plassende heren nu op die bromvlieg mikken, en dat doen ze, dan spetteren ze minder bij het plassen en hoeven de schoonmakers minder schoon te maken. Kortom: het is een prachtig voorbeeld van beïnvloeding van gedrag.
Actief iets doen
Zo wist ik al van de action bias. Die verwijst naar ons idee dat actief iets doen, ook al levert het niets op, beter is dan niets doen. Voetballers bijvoorbeeld schieten statistisch net zo vaak aan de linkerkant of rechterkant als in het midden van het doel. Maar wat doen keepers? Die duiken steeds naar de linker- of rechterhoek. Terwijl het dus statistisch beter zou zijn om de bal uit het doel te houden door gewoon te blijven staan. Maar het ziet er natuurlijk niet uit als je als keeper blijft staan en niet naar een hoek duikt. Dus duikt de keeper steeds naar een van de twee hoeken. Dan lijkt het er tenminste op dat hij er alles aan gedaan heeft.
In het ‘bromvliegboek’ lees ik dat de penaltynemer ook een dilemma heeft. Hij schiet veelal laag over de grond. Want het ziet er natuurlijk niet uit, hoewel dat statistisch meer kansen biedt op een doelpunt, om een bal hoog te schieten. Als penaltynemer wordt het als minder erg ervaren dat je laag over de grond naast het doel schiet dan dat je de bal hoog over het doel heen schiet. In het laatste geval is de afgang groter, ben je een groter schlemiel, terwijl het toch het zelfde resultaat oplevert, namelijk geen doelpunt.
Maar ja, wat levert deze informatie op? Zou de tegenstander dit ook weten? Zal hij juist daarom anders handelen? Je zou er in ieder geval vanuit kunnen gaan dat wanneer je als keeper blijft staan je de meeste kans maakt een doelpunt tegen te houden en dat wanneer je hoog in de rechter- of linkerhoek mikt je als speler de meeste kans hebt te scoren.
Truc
Het boek kent ook voor jongeren leuke tips. Zo moet je als kind nooit aan je vriendjes vragen: “Wat zullen we vandaag gaan doen?”. Dan bestaat de kans dat ze van alles gaan roepen. Misschien ook activiteiten die je zelf niet leuk vindt. Hoogstwaarschijnlijk gebeurt er uiteindelijk niets. Nee, je moet het anders doen. Je moet je vrienden wel een keuze geven, want ze moeten het gevoel krijgen dat ze meebeslissen. Je moet ze laten kiezen tussen twee voor jou leuke activiteiten: “Zullen we gaan voetballen of gaan zwemmen?”. Vroeger paste ik als ouder die truc ook bij mijn kinderen toe. Mijn dochter wilde altijd zelf kiezen welke kleren ze aan wilde. Dat was vaak onhandig. Dus lieten we haar de keuze tussen twee kledingstukken: het gele of het rode T-shirt. De truc werkte altijd.
Drogreden van het valse dilemma
Die truc heet ook wel de drogreden van het valse dilemma. Je beperkt de werkelijkheid tot slechts twee keuzes waaruit je verplicht bent te kiezen, terwijl er eigenlijk veel meer keuzes zijn. “Je bent voor ons of je bent tegen ons.” “Je bent voor onderwijsvernieuwing of je bent tegen.” Terwijl er nog diverse tussenoplossingen of keuzes mogelijk zijn.
Dezelfde truc zag ik laatst toegepast door een reclamebureau of een afdeling communicatie van een hogeschool. Het ging over een ICT-opleiding. De tekst luidde: “I don’t need teachers. I need creators and inspirators”. Het is ten eerste vreemd dat de tekst in het Engels moet, terwijl het gaat om een opleiding bij een Nederlandse hogeschool. Daarbij suggereert de tekst dat de lezer precies weet wat er wordt bedoeld met teachers, creators en inspirators. De truc zit in het onderscheid: óf je bent een teacher, óf je bent een creator of inspirator. Alsof er geen andere mogelijkheden zijn, namelijk dat een teacher ook een creator of inspirator kan zijn of andersom. Als je in het onderwijs docenten en collega’s tegenover elkaar wilt zetten, dan moet je niet met dat soort getructe slogans werken. Een onnodige en overigens onjuiste polarisatie. Niet doen. Zelfs in kinderboeken wordt die truc doorzien.
Punt. Of had jij nog wat?