Studenten kun je opdelen in grofweg twee groepen: de praters en de schrijvers. De eerste groep blaast je omver als ze vertellen over hun onderzoek. Ze schudden hun probleemanalyse zo uit de mouw en dreunen vol zelfvertrouwen alle deelvragen op. Maar dan vind je de eerste versie van het rapport in je mailbox…
De andere groep schrijft een verslag met een rode draad die je als lezer helemaal kunt volgen. Ze maken goede tussenkopjes en schrijven hun alinea’s in foutloos Nederlands. Maar dan moeten ze over hun onderzoek vertellen in de stage- of afstudeerkring…
De praters zijn niet vooruit te branden als ze moeten schrijven. De schrijvers hakkelen en stuntelen als ze moeten praten. De één krijgt knikkende knieën van een leeg en wit Wordbestand, de ander een hoge hartslag van een lege plek op een podium.
De overeenkomst is het woord ‘leeg’. Is dat het, de leegte die zorgt voor de stress? Dat je de leegte moet vullen met iets van jezelf; woorden die je uitspreekt of opschrijft?
Ikzelf vind het verschrikkelijk om op een podium te staan en een verhaal te vertellen. Dat ik een presentatie of les moet ‘maken’, waarbij de toehoorders achterover leunen en het dus allemaal van mij afhangt wat er gebeurt – vandaar natuurlijk die overvloedige powerpoints vol met tekst en plaatjes.
Laat mij maar schrijven. Lekker veilig achter mijn beeldscherm, in mijn eigen bubbel, zonder dat iemand meekijkt als mijn vingers over het toetsenbord gaan.
Ik hoor bij de groep van schrijvers – tenminste, dat dacht ik altijd.
Tot vorige week, dankzij de oefening Speakerscorner bij de training ‘De kunst van het begeleiden’. Het idee: je gaat op een aardappelkistje staan en vertelt iets. Maakt niet uit wat. “Vertrouw er maar op dat er iets komt”, zei de trainer.
Ik ging staan, zenuwachtig natuurlijk, maar hield mijn verhaal en kreeg nog applaus ook. Oké, dat kreeg iedereen, dat was immers de afspraak, maar het voelde natuurlijk. Alsof ik voor het eerst op mijn plek stond.
En toen moest ik deze column schrijven. Geen inspiratie, wel een deadline én een leeg Wordbestand. Ik staarde naar het scherm, scrollde door mijn whatsappberichten en mails. Keek op Funda, de NOS-nieuwsapp, Insta en LinkedIn. Na een uur had ik nog steeds een werkloze, knipperende cursor zonder letters eromheen.
Alles was leeg.
Wat kon ik schrijven om die leegte op te vullen? Ik was toch een schrijver? Waarom kreeg ik dan helemaal niets op papier?
Net op tijd dacht ik aan dat moment op het aardappelkistje. Voeten stevig op de grond, in- en uitademen, niet te veel nadenken. “Vertrouw er maar op dat er iets komt”, zei ik tegen mezelf.
Er kwam iets. Het maakte niet uit wat, want ik leerde dat je de leegte vult door te oefenen. Door gewoon te gaan staan of te zitten. Dus, praten zul je. Schrijven zul je! En vertrouwen, dat ook, erop vertrouwen dat er altijd iets komt.
Inge Duine is Avansmedewerker en oud-docent
Punt. Of had jij nog wat?