De Raad van State besteedt te veel tijd aan ‘futiele’ studentenzaken, vindt de Groningse hoogleraar en rechter Bert Marseille. “De verhouding is zoek.” Maar niet iedereen is het daarmee eens.
De Leidse rechtenstudent Jordy Loof kreeg een 7,5 voor z’n scriptie en vond dat niet genoeg. Zijn eerste beoordelaar had hem een ‘dikke acht’ gegeven, hoe kon de tweede beoordelaar daar dan een 7,5 van maken? Loof stapte naar de Raad van State.
De Raad van State is de hoogste bestuursrechter van Nederland, maar ook de eerste rechter die studenten zien als ze een beslissing van hun opleiding aanvechten. Studenten komen op zitting in Den Haag, en krijgen daarna een uitgebreid gemotiveerde, schriftelijke uitspraak van soms meerdere rechters. Loof verloor zijn zaak.
Zo’n rechtszaak over 0,5 punt “kan misschien overdreven overkomen”, snapt Loof. “Maar een cum laude kan op de arbeidsmarkt toch net het verschil maken.” En de wetgever heeft het niet voor niets mogelijk gemaakt voor studenten om beslissingen van hun hogeschool of universiteit aan te vechten.
En dat doet Loof niet als enige. De rechters buigen zich ook over de zaak van een student met een acht die daarover niet tevreden is. Of neem die klacht over de selectiedag van de opleiding geneeskunde. Een aspirant-student had tijdens de toelatingstoets net als sommige anderen een banaan willen krijgen in plaats van een mueslireep en klaagt over ongelijke behandeling.
Zelfs “de meest futiele grieven” krijgen bij de Raad van State alle aandacht, schrijft Bert Marseille hierover in Ars Aequi, een maandblad voor juristen. Moet de Raad van State sommige studentenzaken minder tijd geven? Of verdient iedere student evenveel aandacht?
Wrang
Marseille is hoogleraar bestuurskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen en rechter-plaatsvervanger bij de Centrale Raad van Beroep, de hoogste bestuursrechter voor onder meer de sociale zekerheid en het ambtenarenrecht.
Marseille keek naar honderd studentenzaken, vanaf september vorig jaar. In 68 van die zaken waren de argumenten van studenten “zo futiel, vaag, slecht onderbouwd of buiten de orde”, dat iedereen kon zien aankomen dat deze studenten geen gelijk zouden krijgen. En toch neemt de rechter de tijd voor een zitting en voor het schrijven van een uitspraak.
Dat kan wel wat minder, betoogt de hoogleraar. Vooral als je bedenkt dat zaken met veel grotere consequenties soms niet eens in behandeling worden genomen. Die kwesties doet de Raad van State zonder inhoudelijke motivering af. Vooral bij asielzaken gebeurt dat geregeld.
92 keer bot
Van de honderd zaken die Marseille bekeek, kregen bovendien maar acht studenten hun zin. De andere 92 moeten zich alsnog neerleggen bij het besluit van hun examencommissies en de colleges van beroep voor de examens (CBE), de interne beroepscommissies van hogescholen en universiteiten.
De Raad van State heeft volgens Marseille de vrijheid om zaken alleen schriftelijk af te handelen of om een korte mondelinge uitspraak te doen. En daar moet de bestuursrechter vaker gebruik van maken, vindt hij.
Oneens
Jordy Loof noemt het desgevraagd “te makkelijk om te zeggen dat het allemaal wel efficiënter kan”. Na zijn zaak hoorde hij mensen op de universiteit klagen dat het allemaal maar tijdsverspilling was. “Maar het is niet zo dat onderwijsinstellingen geen fouten kunnen maken”, zegt Loof. “Soms kijkt een rechter anders naar een zaak dan verwacht en blijkt de zaak helemaal niet futiel.”
Bovendien hebben studenten geen monopolie op het voeren van kansloze zaken, zegt zijn advocaat Robin Verspaandonk. Die zijn er ook over bestemmingsplannen of WOZ-beschikkingen. “Natuurlijk zijn er studenten die onterecht in beroep gaan. Daar heeft Marseille gelijk in. Maar dan is het toch belangrijk dat een onafhankelijk iemand daarover oordeelt. Ik ben zelf heel blij met hoe de Raad van State het doet.”
Onderwijsrechtbank opgeheven
Er is een reden dat studenten zoveel ruimte krijgen bij de Raad van State. Tot een paar jaar geleden was er namelijk een speciale rechtbank die alleen hogeronderwijszaken afhandelde (het CBHO). Alle hbo- en wo-studenten waren daar welkom.
Volgens het toenmalige kabinet was het handiger als de Raad van State deze taak overnam (in in één moeite door kregen ook mbo’ers toen betere toegang tot het recht). Dit gebeurde met ingang van 2023.
Daarom behandelt de hoogste bestuursrechter sindsdien scriptieproblemen, bindend studieadviezen en ander onderwijsleed. En dan steken die zaken ineens schril af bij die van afgewezen asielzoekers, die lang niet altijd bij de Raad van State mogen bepleiten waarom het voor hen niet veilig is in hun land van herkomst.
Onbegrijpelijk
Dat zet ook bij advocaten in het vreemdelingenrecht kwaad bloed. Toen Jordy Loof in het AD over zijn rechtszaak vertelde, plaatste asieladvocaat Julian Luscuere er op LinkedIn een vernietigend commentaar over: “Ik kan maar niet begrijpen waarom elke student in de Raad van State een uitgebreid pleidooi mag voeren over een teleurstellend cijfer, terwijl een vreemdelingenzaak, zelfs met leven-of-doodvragen, daar vrijwel nooit op zitting komt.”
Ook Marseille trekt die vergelijking. Maar is dat een reden om studenten het recht op een zitting te ontnemen? En waar trek je de grens? Er is altijd wel iemand met een belangrijker zaak dan een student. Dat is zo, erkent Marseille. “Ik zeg ook niet dat studenten geen toegang tot de rechter verdienen. Maar nu is de verhouding zoek.”
Overigens is er nog een belangrijk onderscheid tussen student- en asielzaken, merkt Marseille op. Want asielzoekers zien al meerdere rechters voor ze bij de Raad van State komen. Studenten moeten het met de examencommissie en met de interne colleges van beroep doen. Daarna is de Raad van State de eerste echte rechter waar ze naartoe kunnen.
Aan de telefoon nuanceert hij zijn stelling daarom ook iets. Vanuit het principe dat de Raad van State voor studenten de eerste echte rechter is, kun je ervoor kiezen om wel makkelijker te zijn met het organiseren van zittingen, suggereert hij. “Maar in ieder geval zouden de rechters veel meer mondeling uitspraken kunnen doen. Ik zie dat één rechter dat ook veel meer doet.”
Minder geneuzel
In het verlengde daarvan pleit Marseille voor minder “technisch-juridische discussies” in rechtszaken van studenten. Dat leidt alleen maar af van het feitelijke geschil, schrijft hij in Ars Aequi.
In dat opzicht ziet Marseille een lichtpuntje. Een paar maanden geleden zorgde de Raad van State ervoor dat onderwijsinstellingen wat minder op eieren hoeven te lopen als studenten een procedure aanspannen. Dat gebeurde in een veelbesproken uitspraak tegen een frauderende student van Fontys.
De examencommissie van deze hogeschool had besloten dat de student een jaar lang geen tentamens mocht doen. De student ontkende de fraude niet, maar vond wel dat zijn procesrecht was geschonden. Volgens hem had de examencommissie bepaalde stukken niet op tijd toegestuurd. De Raad van State gaf hem geen gelijk: ‘strafmaatregelen’ van onderwijsinstellingen, zoals het uitsluiten van tentamens, zijn eigenlijk geen straf, maar een poging tot opvoeding. Dus hoeft het allemaal minder strikt te gaan dan in het strafrecht.
Marseille vindt de redenering van de Raad van State niet heel sterk, maar is wel blij met het resultaat. Hij ziet het als een “eerste stap” in het terugdringen van de “royale behandeling” die studenten bij de Raad van State krijgen. Een iets “soberder” behandeling, denkt hij, “doet geen onrecht aan de belangen van studenten”.
Punt. Of had jij nog wat?