John Lousberg, docent aan de Juridische Hogeschool, werd eind vorig jaar verkozen tot Docent van het Jaar. In zijn columns voor Punt schrijft hij over wat hem bezighoudt.
In de Spoorzone in Tilburg begeleid ik bij Station 88 een groep studenten. Zij vormen samen een consultancybureau. De studenten adviseren bedrijven op het terrein van HRM, toegepaste psychologie en rechten. Het gaat om concrete vragen uit het werkveld. Halfjaarlijks wisselt de bezetting van het studenten-consultancybureau. Zoals dat dan hoort is er ook halfjaarlijks een onboarding (jammer van al die Engelse termen. Waarom kan het niet gewoon ‘introductie’ heten?). Bij die onboarding houd je een gesprek met de student naast je. Ieder mag vijf minuten aan het woord zijn. Vervolgens presenteer je datgene wat je van je buur onthouden hebt en van belang is voor de andere groepsleden om te weten.
Ik raakte met de nieuwe student in gesprek over sporten, gezond eten, blessures en fysiotherapie. Totdat de onvermijdelijk vraag kwam: “Waarom bent u (zo’n eerste keer zeggen ze nog “u”, maar al snel gaan en mogen ze gewoon tutoyeren) rechten gaan studeren?” Daar moest ik even over nadenken. Wat was ook alweer de belangrijkste reden rechten te gaan studeren? Dat het leuk zou worden, of juist niet, wist ik toen niet. Want wat wist ik van die studie af? Ik ging in gedachten terug naar mijn middelbareschooltijd. De tijd waarin die wens ontstaan was. Ik was klassenvertegenwoordiger, voorzitter van de leerlingenraad en al op jonge leeftijd lid van een politieke partij. Niet dat ik bij die partij een vooraanstaande taak of functie had, ik verrichte wat hand- en spandiensten.
“Om de wereld te verbeteren”, zei ik tegen de student. Ja, ik was voornemens de wereld te verbeteren. Maar daarop volgde natuurlijk de volgende onvermijdelijke vraag: “En? Is dat ook gelukt?”. Met die vraag ging als een flits mijn hele leven aan mij voorbij. Had ik de wereld verbeterd? De studie vergde de nodige tijd en energie. Ik wilde hem in vier jaar afronden. Daarna bestond er nog zoiets als militaire dienstplicht (die ik overigens als kleine wereldverbeteraar heb geweigerd. Maar dan moest je wel over een langere periode vervangende dienstplicht doen). Vervolgens moest er een baan gezocht worden. Dat was niet eens zo makkelijk in een tijd met veel werkloosheid. Toen kwam de wens om een gezin te stichten. En ja, ik heb banen gehad waarin ik mensen heb geholpen, althans dat denk ik. En ja, ik scheid afval, ik geef aan goede doelen, ik ben lid van Natuurmonumenten, ik rijd met de auto 100 km op de snelweg. Ik denk het goed te doen. Maar: wat draag ik nu echt bij aan een betere wereld?
Het gesprek hield me bezig. Kan ik iets doen om wat meer die wereld te verbeteren? Het heeft in ieder geval iets in gang gezet. Ik ben weer lid geworden van een politieke partij (toen “mijn” partij het nu nog geldende studiefinancieringssysteem goedkeurde, heb ik met een boze brief mijn lidmaatschap opgezegd. Nooit iets op gehoord), heb ik een nieuw lidmaatschap op de vakbond overwogen en blijf ik mezelf de vraag stellen wat ik nog meer kan doen (tips?).
Maar wat is de clou van dit verhaal? Ook jullie, beste studenten, zetten ons, docenten, aan het denken. Natuurlijk willen we jullie aan het denken zetten, dat jullie kritische denkers worden, dat we jullie ‘raken’. Maar vergeet niet dat jullie dat ook met ons doen.
Punt. Of had jij nog wat?