Terug naar overzicht

Column: Een nieuw studiejaar

Foto: Ilse Wolf

John Lousberg, docent aan de Juridische Hogeschool, werd in 2022 verkozen tot Docent van het Jaar. In zijn columns voor Punt schrijft hij over wat hem bezighoudt.

Voorafgaand aan de vakantie kreeg ik van een collega een boekentip: Mijn kind, slim kind van Wouter Duyck, professor cognitieve psychologie aan de Universiteit Gent en vicevoorzitter van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie. Een snelle blik op de website van de bibliotheek leerde dat die het boek in de collectie had en dat het niet uitgeleend was. Dus ben ik snel op de fiets gesprongen om het te halen en te lezen als een goed begin van de vakantie.

Cognitieve wetenschap
‘Vroeger was alles beter’ is natuurlijk een onzinnige redenering. Want in die vroegere tijd zei men ook al: ‘vroeger was alles beter’. Zo kun je dus eindeloos doorgaan. Maar op één punt is vroeger goed vergelijkbaar met nu, als het om effectief leren gaat. Ons brein werkt namelijk al honderdduizenden jaren hetzelfde. Dus het ‘oude’ leren – en dan bedoel ik niet de karikatuur van de leraar die met de meetlat op je vingers slaat als je iets fout doet of zegt – zou best wel eens beter kunnen zijn dan het ‘nieuwe’ leren. Oftewel: het zelfontdekkend leren in leergemeenschappen zoals bedoeld in het constructivisme, aldus Duyck.

Slimme mensen zijn gelukkige mensen en slimheid groeit door goed en gedegen onderwijs. Daarbij moet je gebruik maken van de inzichten uit de cognitieve psychologie. Dat wil zeggen: je begint met een goede instructie, die je vervolgens herhaalt. Want de instructie moet van het werkgeheugen naar het langetermijngeheugen. Vervolgens moet je oefenen, om de foutieve verbindingen in de hersenen te herstellen. De fouten herstellen doe je door feedback te ontvangen van de docent. Daarna herhalen. Vervolgens tijd geven om de verbindingen definitief te maken en dan testen.

Over dat testen haalt Duyck nog een ‘heilig huisje’ overhoop. Je moet vooral testen en toetsen. Want dan leren ze tenminste een keer goed. Dus de gedachte dat studenten ‘alleen’ voor de toets zouden leren, is volgens hem niet eens zo verkeerd. Dat hoeft bij het maken van opdrachten in het zelfontdekkend leren niet zo te zijn.

Als deze instructie eenmaal beklijft, is het zaak daarop voort te bouwen. De kapstok is er. Nieuwe kennis kan daaraan opgehangen worden. Er ontstaan daardoor nieuwe verbindingen in de hersenen die de kennis beter onthouden of vasthouden. Op die manier krijgt het onderwijs inhoud. Zonder dat zou kritisch denken over de inhoud niet mogelijk zijn. Kortom: gebruikmaken van de inzichten van de cognitieve wetenschap betekent dat het leren begint bij de instructie van de leraar.

Hoorcollege
Nu ik toch weer een steen in de vijver gooi – want het is het voorrecht van de columnist om te zorgen voor een rimpeling of wrijving – wil ik de terugkeer van het hoorcollege inbrengen. Omdat er flink bezuinigd moet worden, is misschien het hoorcollege, als zeer goedkope vorm van onderwijs, toe aan een revival. “Maar we hebben toch de kennisclips”, zou het verweer kunnen zijn. Maar kennisclips kunnen niet de sociale context van studenten die in een hoorcollegezaal aanwezig zijn vervangen. Laat staan de sociale contacten die zij na een college onderling hebben. Die ontbreken bij een kennisclip. Juist de generatie die in de coronapandemie is opgegroeid, heeft deze sociale contacten hard nodig.

Zoals na de pandemie en het vele thuiswerken is gebleken, hebben we te weinig waarde gehecht aan de sociale cohesie en onderlinge betrokkenheid bij de koffieautomaat. Denk aan de theorie van Covey over niet urgente en niet belangrijke onderwerpen. Zo hebben we dus ook te weinig oog gehad voor het sociale belang van het hoorcollege. Dat studenten overigens weinig zouden opsteken van een hoorcollege, waag ik ook in twijfel te trekken. Ik durf te beweren dat wanneer ik attributen zoals een hamer en een fles HEMA-motorolie tevoorschijn tover, studenten meteen denken aan het ontslag op staande voet en bij mijn T-shirt met een ladekast daarop aan het begrip bestand in de AVG.

Leergemeenschappen
Om nog een andere steen in de vijver te gooien: bijzonder is dat we van onze studenten verlangen dat zij in een leergemeenschap moeten leren en werken. Zo’n leergemeenschap is goed te vergelijken met een kantoortuin en van kantoortuinen is ook al lang bekend (lees Ontketen je brein van Theo Compernolle uit 2014) dat je er niet ongestoord en geconcentreerd kunt werken. De kans op overprikkeling, ik heb er zelf ook last van, is groot. Je ziet het ook aan het gedrag van de studenten. Ze staren op hun eigen laptop, hebben oortjes in hun oren en als de les voorbij is verlaten ze ook onmiddellijk het schoolgebouw. Ik wil hier ook graag citeren uit de inaugurale rede bij de inhuldiging van het hoogleraarschap van Peter Verkoeijen. “Een student die betekenisvol leert, is in ieder geval gedurende langere tijd aandachtig en geconcentreerd met de leerinhoud bezig.” Dat is in een leergemeenschap onmogelijk.

Overigens lees ik in voornoemde rede van Verkoeijen ook het gebruik van inzichten uit de cognitieve wetenschap: wat is de kapstok bij de nieuwe leerinhoud, stel vragen, leg de stof uit, toets en spreid de leermomenten.

Kortom
We staan voor een nieuw studiejaar, met uitdagingen door de bezuinigingen, met uitdagingen omdat we goed onderwijs willen leveren en onze studenten goed willen voorbereiden op hun werkzame leven. Er zijn dus weer genoeg onderlinge discussies te voeren over hoe we dat goede onderwijs in ons hbo-onderwijs vorm moeten geven. Ik verheug me er al op.

Verantwoording:
Mijn kind, slim kind, Wouter Duyck, Pelckmans Uitgevers, 2023;
Nog wat geleerd vandaag?, Maarten Huygen, Boom uitgevers, 2023;
Stop met negeren cognitieve psychologie bij onderwijsontwikkeling, Henk Verhoeven, ScienceGuide 28-6-2024;
Ontketen je brein, Theo Compernolle, Lannoo, 2014.

Punt. Of had jij nog wat?

Meer lezen?